[D66] Simulacra
A.O.
jugg at ziggo.nl
Sat Mar 17 12:16:53 CET 2018
De postmoderne digitale conditie - waarvan 'Garmanbozia' een treffend
nihilistisch voorbeeld is...
--
https://www.henkoosterling.nl/baudrl-schijn-nl.html
3. Simulacra: het einde van de betekenis
De exclusieve nadruk op de tekenwaarde wijst op Baudrillards radicaal
semiotische optiek. Als hij de wereld nog slechts als een netwerk van
verschijningen begrijpt en een verschijning vervolgens als "een teken
dat geen zin meer doorlaat"(91) definieert, breekt hij met de
vooronderstellingen van de Saussuriaanse tekentheorie. Daarin werd een
teken nog opgevat als een in zich gedeelde entiteit, die door een
equivalentie tussen een uiterlijke akoestische en in afgeleide zin een
visuele vorm (de betekenaar) en een inhoudelijk concept (het betekende)
de drager van betekenissen kon zijn. Betekenis wordt gerealiseerd door
minimale verschillen, door differenties tussen betekenaren en betekenden
onderling. Lacan radicaliseert dit differentieprincipe. Hij meent in
zijn toepassing van deze semiologische noties op het Freudiaanse
gedachtengoed dat iedere positieve betekenis (in laatste instantie: het
Onbewuste) in de immanente dynamiek van en interferentie tussen de
betekenaren Baudrillards 'totale circulatie' verdwijnt. Meent Freud nog
dat het Onbewuste zich via de mechanismen van de verdichting en de
verschuiving aan ons aandient, Lacan stelt dat de band tussen
betekenaren (dromen, tics, symptomen of versprekingen) en het betekende
of de betekenis (het Onbewuste) oplost. Daar we slechts met woorden
toegang krijgen tot het Onbewuste blijft dit als betekende
on(be)grijpbaar. Het wordt een betekeniseffect in de taal. Het verlangen
verglijdt in de woorden. Slechts tijdelijk kan een imaginaire fixatie
van betekenaar en betekenis plaatsvinden. Op dat moment meent het Ik
greep te hebben op zijn innerlijke waarheid. Door deze fixatie wordt
echter de dynamische werking van het ongrijpbare Onbewuste ontkend, wat
op den duur tot een neurose kan leiden. Deze wordt opgelost door het
opnieuw in gang zetten van de verglijding in de analyse. Of in Lacans
termen: door de patiƫnt bewust te maken van de doorwerking van het
Onbewuste als het Andere in het Ik. Dit Andere manifesteert zich altijd
in de taal, die Lacan met het complex van culturele verworvenheden als
de symbolische orde opvat. Zodra een bepaald zelfbeeld gefixeerd wordt,
is de ruimte voor de Ander evenwel geheel verdwenen. Kortom, een
imaginaire fixatie leidt tot een neurotische omgang met de wereld.
Fixatie van een imaginaire eenheid en verglijding in de symbolische orde
stemmen overeen met twee werkingen van de droomarbeid: respectievelijk
de verdichting en de verschuiving. Geheel in overeenstemming met zijn
opvatting over de talige structuur van het Onbewuste meent Lacan deze
werkingen in twee retorische figuren te herkennen: de metafoor en de
metonymie. De effectiviteit van de psychoanalytische arbeid ligt nu in
het in en door de taal oplossen van de metaforische fixatie van een
imaginair zelfbeeld en het opnieuw in gang zetten van de metonymische
verglijding. Welnu, Baudrillards kritiek op Lacan betreft deze
metaforische fixatie. Daarin wordt immers nog een band met een vermeende
werkelijkheid het verlangen voorondersteld. Baudrillards visie op de
wereld als een stroom van verschijningen waarop wij geen greep hebben,
impliceert blijkbaar een verabsolutering van de metonymische
verglijding. Betekeniseffecten worden bij Baudrillard tot simulacra.
Impliciet kritiseert hij daarmee tevens Lacans opvatting over het
verlangen, dat immers nog een Ikgerichte activiteit aangeeft. Dit
verlangen wordt nu volledig door de soevereine werkzaamheid van
verleidelijke tekens of tekenobjecten bepaald.
More information about the D66
mailing list