[D66] Pamflet Vrije Bond

A.O. jugg at ziggo.nl
Fri Jul 20 17:44:20 CEST 2018


https://libertaireorde.wordpress.com/2018/07/15/anarchisme-verzet-tegen-alle-hierarchieen-en-kapitalisme/

Anarchisme. Verzet Tegen Alle Hiërarchieën En Kapitalisme
15/07/2018
tags: Directe Actie, prefiguratie

Anarchisme, Een introductie, luidt de titel van het onlangs verschenen
boekje, uitgegeven door de Vrije Bond. De ondertitel verduidelijkt de
inhoud ervan: ‘Analyse van heden en verleden, Strategieën voor de
toekomst’. De hoofdtitel klinkt lichtvoetiger dan de gewaagde
ondertitel. Er zit immers een aanmerkelijk verschil in of het om een
introductie gaat of om een (a) analyse van heden en verledenen (b)
strategieën voor de toekomst. Mijn bespreking van de tekst is dan ook in
tweeën gedeeld. Eerst geef ik een beeld van de opzet van de introductie,
daarna weeg ik de pretenties (analyse en strategieën).

Pamflet

Al bij het woord gericht tot de lezer onder het kopje ‘Hoe de tekst te
lezen’ wordt op de het bestaan van de tweedeling gewezen: ‘Dit pamflet
bestaat uit twee delen die elkaar aanvullen’. Het gebruik van het woord
pamflet maakt duidelijk dat men met een tekst van doen heeft die moet
overtuigen van een visie, van een opvatting in dit geval een over de
maatschappij, te weten een anarchistische. Dat wordt kort en goed in
enkele hoofdstukken uitgelegd.

Na een inleiding komen we drie hoofdstukken tegen waarvan de titels
onomwonden aangegeven waarover ze handelen. I: Waar we tegen vechten:
kapitalisme en overheersing. II: Wie we zijn en wat we doen: revolutie
en anarchisme. III: Hoe we vechten: het bouwen aan een revolutionaire
cultuur. Het zijn stuk voor stuk titels een pamflet waardig en eenieder
die geïnformeerd wil worden weet meteen wat hem of haar te wachten
staat. Tussen de hoofdtekst door zijn hier en daar twee pagina’s
geweven, direct herkenbaar omdat ze in rood zijn uitgevoerd. Die
behandelen een bepaald historisch of actueel thema. Ook vindt men in de
tekst vetgedrukte termen die achterin het pamflet in een ‘Revolutionaire
appendix’ worden uitgelegd.

Duidelijk wordt dat de strijd tegen kapitalisme in feite mede een strijd
is tegen onderscheiden verschijnselen zoals seksisme (patriarchaat),
nationalisme, racisme, homofobie, autocratie. Maar hoe verscheiden ze
ook zijn, ze blijken alle dragers van onderdrukking en overheersing. En
dat is precies waar anarchisten van toen en nu verzet tegen aantekenen.
Dat die verschijnselen zich hebben kunnen vestigen en zich als blijvend
manifesteren, maakt het haast als vanzelfsprekend dat zich daarvoor een
culturele basis heeft ingericht. Dit houdt in dat een
antikapitalistische strijd tevens aandacht moet schenken aan een
revolutionaire cultuur om die heersende cultuur te verdringen. Dat wordt
ook beoogd en terecht. Niet alleen in economische zin moet het systeem
om, maar ook het denken over al die zaken die dat kwalijke systeem
bevestigen, zeg ‘het culturele’ moet om. Het is met het pamflet in de
hand om mensen daarvan te overtuigen.

De uitgave van dit pamflet past binnen de rol van een revolutionaire
organisatie. Die rol wordt mede als volgt omschreven: ‘het produceren
van flyers, posters en pamfletten, het organiseren van bijeenkomsten en
acties om verbindingen te maken en trots te herwinnen, te delen en onze
geschiedenis over te dragen’ zo lees ik op p. 76. Het is zeker een facet
dat niet over het hoofd gezien mag worden. Het is echter niet nieuw,
mocht dat worden gedacht. Het anarchisme als onderdeel van de
arbeidersbeweging is daar al een anderhalve eeuw mee bezig geweest…Een
transformatie van een kapitalistische maatschappij in een
anarcho-communistische, zoals als het pamflet predikt (p. 39), vereist
echter meer. Wat daarover in het pamflet wordt geschreven, is iets om
eens kritisch te bekijken. Daarvoor richt ik me op wat we in de laatste
hoofdstukken verspreid tegenkomen.

Prefiguratieve politiek

In Nederland is de Duitse studie getiteld Anarchismus van een kleine
halve eeuw geleden van de hand van de Duitse politicoloog Peter Lösche
(1939-2016) weinig bekend. Lösche constateert in 1977 dat door het
ontbreken van eenduidigheid wat de term anarchisme aangaat – er zijn
vele ‘anarchismen’, die soms zelfs tegenstrijdig aan elkaar zijn – er
geen fatsoenlijk onderzoeksobject onder die naam te construeren is. Zo
heb ik zelf hierboven het anarchisme als onderdeel van de
arbeidersbeweging opgevoerd. Dit ‘als’ moet hier worden gelezen in de
betekenis van aanduiding voor een voorwaardelijkheid. Immers, er zijn
mensen die bestrijden dat het er een onderdeel van kon/kan zijn.

Een van de dingen die Lösche doet vanwege het ontbreken van een
eenduidig onderzoeksobject, is te kijken naar wat er zich in het
verleden heeft aangediend onder de vlag van het anarchisme. Daarvoor
neemt hij in ogenschouw wat in Duitsland, Spanje en Rusland is
opgetreden: vroeg-socialisme, syndicalisme, radencommunisme. Het pamflet
van de Vrije Bond zit in dezelfde groef. In de verbijzonderde afdelingen
van de hierboven genoemde twee pagina’s in rode kleur uitgevoerd, komt
men bijvoorbeeld tegen Spanje (zelfbestuur), Rusland (Kronstadt en de
sovjet; Arbeidersraden; organisatie van de revolutie). Een andere
aanwijzing is dat het pamflet deels gebaseerd is op de introductie van
het anarcho-communisme van de Engelse anarchistische federatie. In die
Engelse tekst komt men expliciet de klassieke verwijzingen naar vroegere
anarchisten met naam genoemd tegen. In het pamflet zijn evenwel alle
verwijzingen weggelaten ten behoeve van de leesbaarheid. Ik laat dit
alles verder ongemoeid. Het gaat mij om dieper liggende zaken.

Zo besteedt het pamflet aandacht aan reformisme versus revolutie. Het
betreft een discussie zo klassiek als de moderne sociale beweging oud
is. Een ogenschijnlijk nieuw facet daarvan dat we in het pamflet
tegenkomen, draagt de naam lifestyle-politiek (of individuele reactie).
Er wordt mee bedoeld dat er mensen zijn die individueel buiten het
kapitalisme proberen te leven (je ophouden ‘buiten het systeem’). Echt
nieuw is dat niet. Zo kende men in Frankrijk begin 20steeeuw wat dat
aangaat de ‘milieux libres’. Wat het pamflet voor de lifesyle-politiek
aangeeft is precies wat de milieux libres deden: men probeert zo
onafhankelijk mogelijk van het huidige systeem te leven (p. 47).

Het is het ‘lifestyle anarchism’ dat jaren terug zwaar onder vuur heeft
gelegen van de Amerikaanse libertaire denker Murray Bookchin
(1921-2006). Die besloot als uitkomst van de discussie (en zijn onbegrip
daarover) zelfs om op te houden zich anarchist te noemen. Hij stapte
over op wat bij hem heet libertair municipalisme. Het wil vervolgens dat
de Turks-Koerdische PKK-leider Öcalan zijn marxisme-leninisme inwisselde
voor de gehuldigde libertair-municipalistische visie van Bookchin. Deze
libertaire omslag wordt in bepaalde anarchistische kringen gewaardeerd,
zo kan men ook uit het stuk opmaken van Debbie Bookchin, de dochter van
Murray, in The New York Review of Books. De titel van haar bijdrage
luidt: ‘How My Father’s Ideas Helped the Kurds Create a New Democracy’
(15 juni 2018). Ook het pamflet geeft uitdrukking van die waardering
door het als voorbeeld van sociale transformatie in Rojava, Noord-Syrië
te presenteren (in rode pagina’s opgenomen). Net als met veel andere
(politieke) zaken kan men daar verschillend naar kijken. De strijd die
in het betreffende Syrische gebied wordt gestreden, vindt mede plaats
onder dekking van de Amerikaanse luchtmacht en dus is wellicht op te
merken dat Rojava een voorpost vormt van Amerikaans imperialisme in
Syrië… In ieder geval valt mij op dat in het pamflet aan een meer voor
de hand liggend voorbeeld van sociale transformatie geheel voorbij wordt
gegaan, te weten het zapatistische sociale ‘experiment’ in Chiapas(Mexico).

De Franse historicus Jérôme Baschet, die afwisselend leeft en doceert in
Parijs en San Cristóbal (Chiapas) is een van de mensen die daar
indringend over publiceert, zoals in zijn Vaarwel aan het kapitalisme.
Ook daar gaat het om strijd en wel tegen de federale staat Mexico om de
verwerving van autonomie van hun regio (Chiapas) en de verdediging van
hun politieke en economische maatschappijmodel
(libertair/antikapitalistisch). Dat wat tot nog toe aldaar is uitgewerkt
heeft voor een groot deel de vorm van duale machtssituatie. Welnu, de
lifestyle-politiek en de duale machtssituatie worden beide nog net niet
verworpen in het pamflet, maar er wordt wel zeer kieskeurig naar
gekeken. De argumentatie daarvoor in het pamflet is dubbelzinnig. Dat
moet ik toelichten. Ik begin daarvoor bij de term prefiguratie.

In het kader van sociale bewegingen wordt de term prefiguratie gebruikt
om aan te geven dat in de middelen (ingezet voor sociale transformatie)
het doel zichtbaar moet zijn. De middelen moeten het doel reflecteren.
Deze opvatting staat diametraal tegenover het leninistische
(machiavellistische) ‘het doel heiligt de middelen’. In het pamflet komt
men twee elkaar niet geheel dekkende omschrijvingen van prefiguratie
tegen. In de tekst leest men voor prefiguratie: ‘een nieuwe samenleving
bouwen in de huls van de oude’ (p. 46). In de ‘Revolutionaire appendix’
heet het dat in de handeling (middel) zich de wereld weerspiegelt die
geschapen zal worden (doel). Prefiguratieve politiek is dus op een
manier georganiseerd die de toekomstige maatschappelijke organisatie
representeert (p. 86). De omschrijving in de appendix is een correcte.

De eerste omschrijving echter geeft in dat ‘de huls van de oude’ een
omklemming blijft van het nieuwe. Dat is een onjuiste zienswijze. Maar
ze maakt wel de kritiek op prefiguratie mogelijk zoals die in het
pamflet voorkomt. Omdat de zienswijze onjuist is, maakt het die kritiek
dubieus. De kritiek die het pamflet te lezen geeft luidt: het [de
prefiguratieve politiek] levert beperkingen op, je kan in een valkuil
terecht komen en bovendien kunnen de alternatieven verzanden (p. 47).
Ongetwijfeld. Maar wanneer zou dat allemaal (die beperkingen, valkuilen,
verzanden) niet aan de orde zijn? De kans daarop kan zich toch altijd en
overal voordoen? Kennelijk niet, te weten als ze tot revolutie zou
leiden, lezen we in het pamflet. Zo worden de twee strategieën
lifestyle-politiek en duale machtssituatie niet volledig verworpen, maar
‘we denken dat ze op zichzelf niet tot een revolutie leiden’, wordt in
het pamflet gesteld (p. 47). Revolutie vormt dus de harde kern.

Reformistisch versus revolutionair

De kritiek is terug te vinden in het onderscheid dat het pamflet maakt
tussen reformisme en revolutie. Om te begrijpen waar het kenmerkende
verschil zit kan men denken aan de strijd tegen uitbuiting. De
reformistische strijd probeert het niveau van uitbuiting aan te pakken
(het is uit op minder uitbuiting, op een eerlijker verdeling). De
revolutionaire strijd stelt de uitbuiting in zijn geheel ter discussie
(p. 60-61). Maar ik zou denken dat er kan een eerlijker verdeling kan
worden binnengehaald en tegelijk kan de revolutionaire strijd worden
voortgezet. Als je de gehuldigde opvatting omkeert, zou je zelfs bijna
geneigd zijn de revolutionaire strijd te staken, indachtig wat er eind
19deeeuw in Duitsland aan de orde was. Daar en toen had de term
‘anarchisme’ veel schrik in de maatschappij teweeggebracht. Daarop
volgde een manipulatief gebruik van het angstsyndroom, legt Lösche uit
(Anarchismus, p. 7). Zo instrumentaliseerde Bismarck die angst met het
afkondigen van ‘socialistenwetten’: sociale wetgeving om opstandige
arbeiders zoet te houden terwijl ze de sociale strijd juist zouden
moeten voortzetten. Doorpakken, zouden we dat nu wellicht noemen…

De discussie over reformistisch handelen speelde al een eeuw geleden. Ik
moet daarbij denken aan de Duitse anarchist Gustav Landauer (1870-1919),
ja, de man die actief was voor de Münchener Radenrepubliek en die een
vertegenwoordiger van het anarcho-communisme mag heten. Landauer was
zich bewust dat een vernieuwing van de menselijke leefomstandigheden
slechts mogelijk zou zijn door middel van een veelvoud van
coöperatievormen (consumptie/productie), gefedereerd in bonden met als
organisatorisch doel vereniging in maatschappelijke verbanden. Zijn
visie had een grote bandbreedte. Niet voor niets wordt hij ook als een
cultuursocialist gezien (Wolf Kalz, 1967). Als het om Landauer gaat mag
men twee dingen niet vergeten te wegen.

Ten eerste is daar zijn revolutie-begrip, te weten dat de staat niet
door een revolutie is af te schaffen (als een ding stuk maken). Door die
te passeren onder gelijktijdige verwerkelijking van nieuwe betrekkingen
tussen mensen, treden we uit het kapitalisme (Lösche, p. 69). Die
verwerkelijking van nieuwe betrekkingen tussen mensen vindt bij Landauer
plaats via de genoemde coöperatieve, federale verbanden in
radenconstructies. Hiermee hebben we tegelijk een voorbeeld van een
prefiguratieve optie avant la lettre. De handelingen waarover het hier
gaat zijn vormen van directe actie. Ten tweede geldt voor hem dat alles
wat wij hier binnen het kader van directe actie aantreffen handelingen
behoren te zijn op basis van non-violence (‘geestelijke weerbaarheid’
bij Bart de Ligt). Het zou dus een grove misvatting zijn dit alles onder
de noemer van ‘reformisme’ opzij te zetten omdat er valkuilen kunnen
bestaan of dat de boel kan verzanden, of omdat het niet tot revolutie
leidt (want dat laatste weet je nooit, tenzij je een klassieke marxist
bent).

In het pamflet wordt nog een andere grote dreiging genoemd: het
inkapselingsgevaar. Dat een dergelijk gevaar bestaat, ontken ik evenmin.
Maar noem mij voorbeelden van directe actie die dat gevaar niet kennen.
Een onaangekondigde demonstratie wellicht. Maar daarover kan men zich
weer afvragen hoe die tot revolutie leidt… In het pamflet komen we dan
ook geen als zodanig benoemde voorbeelden tegen, terwijl je dat in zo’n
tekst juist zou verwachten. Wat we wel tegenkomen zijn weinigzeggende
voorstellen: ‘Als we onszelf zien als een gemeenschappelijk uitgebuite
groep, is het ook logischer om op een collectieve manier te reageren’.
Als, ja als…Hoelang worden we al niet uitgebuit? Hoelang bestaat er dus
al een reden om op de aangegeven wijze te reageren? En hebben in de loop
van de geschiedenis mensen niet weldegelijk daarop massaal gereageerd?
Wat is er misgegaan? In plaats dat te analyseren en dan met concrete
oplossingen ervoor te komen, worden we getrakteerd op niet minder dan:
‘daarmee heeft het de potentie om het begin te zijn van een
massabeweging, en daarmee de basis voor een nieuwe samenleving’ (p. 49).
Was het maar zo’n gebakken eitje, dan had Mei ’68 en het verbond tussen
arbeiders en studenten meer dan twee rode pagina’s in het pamflet
gekregen: op het hoogtepunt waren zeven miljoen mensen in staking! Daar
hadden we dan de realisatie van een geweldige massabeweging…

De reactie zal zijn: ‘We moeten concreet worden om recht te doen aan die
strijd’ (p. 54). Ja, concreet, eindelijk. En dan komt men in het pamflet
los. Als grote dingen van verzet worden genoemd stakingen,
demonstraties, rellen, bezettingen van werkplekken en publieke gebouwen.
Als kleine tekenen van verzet op straat of op het werk, de buurtgroep
die het leven in de buurt dragelijker maakt (dat is nu ineens geen
reformisme?), het kookproject voor minder bedeelden (geen gevaar nu voor
inkapseling?). Het VVD-span Rutte-Dijkhoff zal overigens tevreden zijn
met dit soort acties, dat het als onderdelen van de door hen gehuldigde
opvatting over de ‘participatiesamenleving’ en de ‘doe-democratie’ zal
ervaren. Dit lijkt me tamelijk bizar voor een revolutieprediking.

Het wordt nog vreemder als men eerst over allerlei zaken heeft vernomen
dat ze vaak eerder reformistisch zijn, om later te leren dat ze onder
welgevallige ‘directe actie’ vallen. Wanneer? ‘Als het inkapselen kan
worden voorkomen en mensen directe actie ondernemen om zichzelf en
elkaar in hun behoeften te voorzien, dan kan deze strijd om sociale
voorzieningen geweldige dingen voortbrengen’. Maar aanwijzingen
ontbreken hoe in dit geval inkapseling te voorkomen. ‘Het is de
transformatie waarbij we de belangrijke onderdelen van ons dagelijks
leven zelf in de hand hebben, waar die op dat moment in handen zijn van
staat en kapitaal’ (p. 69). Zitten we dan niet meer ‘in de huls van de
oude maatschappij’?  Overigens is de frase mij niet vreemd en ik kan mij
erin vinden. Maar laten we niet vergeten dat het verschijnsel ‘dagelijks
leven’ een halve eeuw geleden al heel wat uitdagender als onderwerp op
de snijtafel van de Franse situationist Guy Debord (1931-1994) lag…

Samengevat constateer ik dat het antwoord nog moet worden geformuleerd
op de vraag wat er programmatisch (dus geen blauwdruk) en concreet moet
gebeuren in een prefiguratief perspectief om daadwerkelijk in het heden
beginnend een gestalte van het anarcho-communisme te ontwaren. Dat lijkt
mij een mooie opdracht voor een tweede druk van het pamflet.

Thom Holterman

Anarchisme, Een Introductie. Analyse van heden en verleden, Strategieën
voor de toekomst, Vrije Bond, Amsterdam, 2018, 91 blz., prijs tussen de
5 en 7,50 euro


More information about the D66 mailing list