[D66] Benjamin recensie in de Groene

J.N. jugg at ziggo.nl
Wed Aug 5 17:36:26 CEST 2015


http://www.groene.nl/artikel/kroniek-van-een-berlijnse-jeugd

woensdag 5 augustus 2015
Kroniek van een Berlijnse jeugd

Walter Benjamin was niet de theoreticus waar hij vaak voor wordt
gehouden, wel een verfijnd denker in beelden. Zoals die van de borden
met marsepein in grootmoeders huis.

door Cyrille Offermans
Kinderjaren in Berlijn rond 1900

Bij leven heeft Walter Benjamin (1892-1940) niet meer dan drie boeken
gepubliceerd, waaronder een over kunstkritiek in de Duitse Romantiek
(1919) en een over de oorsprong van het Duitse treurspel (1925), beide
van semi-academische aard. Als het daarbij was gebleven zou hij
hoogstens als voetnoot in de geschiedenis van de germanistiek
voortleven. Maar dat is, zoals bekend, niet het geval: er zijn niet veel
twintigste-eeuwse auteurs over wie zoveel secundaire literatuur is
verschenen.

Hoe omvangrijk zijn productie was, bleek pas ten volle toen vanaf 1972
het verzameld werk uitkwam, een proeve van filologische precisie en
volledigheidsdrang. Behalve de gebruikelijke publicatiegegevens bevatten
die boeken uitputtende gegevens over de ontstaansgeschiedenis van elke
tekst, alle relevante correspondentie, commentaar en reacties van vriend
en vijand, en bovenal alle ontwerpen vanaf de vroegste schetsen tot en
met alle gedrukte en niet-gedrukte varianten. Voor wie zich daar even in
verdiept moet het duidelijk zijn dat Benjamin niet de theoreticus was
waar hij vaak voor wordt gehouden, althans zeker niet qua aanleg en
voorkeur, wel een uiterst verfijnd denker in beelden, wiens fraaie,
omzichtige, compacte, vaak ook geheimzinnige formuleringen een lang
rijpingsproces achter de rug hadden voor hij ze goed genoeg vond om ze
bij wijze van proef aan de drukpers toe te vertrouwen.

In Nederland is het altijd behelpen gebleven. Respons kreeg zijn werk
vanaf de late jaren zestig bij de meest uiteenlopende uitgeverijen, maar
nooit voor lang, wat mij symptomatisch lijkt voor de verwarring die er
heerste omtrent zijn literaire en politieke ‘identiteit’. Uitgeverij SUN
ontfermde zich vanaf 1970 over de ‘marxistische’ Benjamin, de auteur van
Het kunstwerk in het tijdperk van zijn techniese reproduceerbaarheid.
Bij De Arbeiderspers verscheen in 1974 de verzameling autobiografische
miniaturen Berlijnse jeugd, waarvan nu een herziene versie is
uitgekomen, en later ook Dagboek uit Moskou en Baudelaire. Veen gaf in
1990 de bloemlezing Stadsgezichten uit. Van de bonte verzameling korte
en zeer korte prozateksten die Benjamin in 1928 verzamelde onder de
titel Einbahnstrasse verschenen tamelijk kort na elkaar, in 1991 en
1994, zelfs twee vertalingen bij verschillende uitgevers, Sauternes en
de Historische Uitgeverij.

Aan Benjamins belangrijkste project, het op geen stukken na voltooide
Passagen-Werk, heeft nog geen Nederlandse uitgever zich gewaagd. En dat
is niet onbegrijpelijk, ook in het Duits kwam er pas in 1982 een eerste
geordende uitgave van deze gigantische verzameling citaten, notities,
excerpten, commentaren, voor een groot deel in het Frans, over Fourier,
Blanqui, Saint-Simon, Daguerre, Daumier, Baudelaire, Hausmann, over
conspiratieve bewegingen en sekten, over de passages, het panorama, de
mode, de verzamelaar, de flaneur, over prostitutie, verveling,
barricade­gevechten, musea, reclame, fotografie, exposities, interieurs,
stations en eindeloos veel andere onderwerpen. En dat alles onder de
titel: Parijs, hoofdstad van de negentiende eeuw.

...


In 1981 werd in de Parijse Bibliothèque Natio­nale een typoscript van
Benjamin uit 1938 gevonden met de nodige veranderingen die ook om een
nieuwe Nederlandse editie vroegen. Die is er nu, dankzij Vantilt, in een
vertaling van Hans Driessen. In materieel opzicht haalt het nieuwe boek
het niet bij de oude Arbeiderspers-uitgave, maar dat wordt gecompenseerd
door een aantal prachtige, toepasselijke foto’s. Waarom Benjamin vijf
stukjes heeft geschrapt en andere ingekort blijft onduidelijk, een
verbetering vind ik het eerlijk gezegd niet. Van een van mijn favoriete
stukjes, ‘De mummerellen’ (van het kinderversje ‘Muhme Rehlen’, oftewel
tante Rehlen) is bijvoorbeeld minder dan de helft overgebleven, waardoor
parallellen en tegenstellingen in de lucht komen te hangen. Desondanks
maakt ook deze uitgave duidelijk dat Kinderjaren in Berlijn tot de
absolute toppen van de moderne Europese literatuur behoort.


More information about the D66 mailing list