Onderwijsblues: Lagere Middenschool

Henk Elegeert hmje at HOME.NL
Mon Dec 8 17:38:28 CET 2008


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

2008/12/7 Henk Elegeert <hmje at home.nl>:
> 2008/12/7 Bert Bakker <bertbakker7 at gmail.com>:
>> Ik zie wel wat je bedoelt, Henk. Wat dat betreft is het onderwijs niet
>> minder Kafkaësk dan de (jeugd)zorg of de politiek zelf.
>
> Ok, daarover we zijn het dus eens. :)
>
>> Ik heb alleen weinig vertrouwen in een politieke discussie hieromtrent. Als
>> het systeem om de leerling moet draaien, dan is het juist zaak om het te
>> 'ontsystematiseren', en dus de ruimte te bieden aan scholen en leraren om
>> passende oplossingen te vinden, op individueel niveau.
>
> Waarom hebben we scholen nodig, Bert? Vormen die nu niet juist het te
> slalommen pad?
> Is - en dat lijkt me van belang - nog wel de werkwijze passend in
> de/een ICT-maatschappij?

We krijgen bijval, Bert?

http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/2133/Het_is_tijd_voor_een_Tweede_Schoolstrijd_
"
Het is tijd voor een Tweede Schoolstrijd
Louise O. Fresco en Alexander Rinnooy Kan, 08-12-2008 15:19


Financier het onderwijs zo dat de direct betrokkenen weer
verantwoordelijk worden.

Onderwijs is bij uitstek een publiek goed, en de overheid tot zorg.
Toch werd in de Grondwet van 1848 de onderwijsrol van de Nederlandse
overheid tot een minimum beperkt. In tegenstelling tot veel andere
landen kennen Nederlandse scholen een hoge mate van vrijheid in het
bepalen wat en hoe zij onderwijzen. De Eerste Schoolstrijd gunde die
vrijheid in het bijzonder aan de dominante religieuze stromingen van
de 19de eeuw.

In het laatste decennium is de overheid zich in toenemende mate toch
met scholen gaan bemoeien, en is tegelijk de maatschappelijke
bezorgdheid over de kwaliteit van het onderwijs gegroeid. Over de
achterliggende ambities is geen meningsverschil: het onderwijssysteem
moet de verschillen tussen leerlingen die niet talentgerelateerd zijn
(bijvoorbeeld verschillen in sociaal-economische herkomst)
minimaliseren, en de wel talentgerelateerde verschillen tussen
leerlingen maximaliseren zodat die talenten tot zo groot mogelijke
ontplooiing komen. Waarom slaagt het onderwijssysteem onvoldoende in
deze dubbele taak? Dat heeft alles te maken met wat er geleerd wordt,
hoe het geleerd wordt, en door wie dat besloten wordt en betaald.

Ons onderwijs is zo belangrijk dat er alle reden is voor een Tweede
Schoolstrijd, een strijd om deze dubbele taak tot ontplooiing veilig
te stellen.

Er zijn twee externe ontwikkelingen die deze Tweede Schoolstrijd extra
urgent maken: de opkomst van internet en het doorzetten van de
globalisering.

Internet heeft het gedrag van jongeren wezenlijk veranderd en heeft
daarmee ook hun perceptie van kennis aangetast. Deze gedigitaliseerde
wereld vraagt om een nieuwe didactiek. Maar gaat het daarbij om
vaardigheden of om de inhoud? Om diepte of juist om breedte? Moeten we
de grote meerderheid tot hoofddoel maken, of juist speciale aandacht
geven aan de begaafden? Is het niet voldoende dat leerlingen weten hoe
ze moeten leren, omdat kennis nu eenmaal zo snel veroudert?

Globalisering maakt deze vragen alleen maar urgenter. Worden wij niet
ingehaald door de ontwikkelingen elders, waar leren en
talentontwikkeling in hoog aanzien staan, zoals in Azië? En in
hoeverre moet ons onderwijs gericht zijn op het kweken van een
nationale identiteit? Het is niet toevallig dat de roep om een
nationale canon juist nu is opgekomen. Maar onderwijzen we een canon
die leert over Nederland, of een die Nederland in zijn juiste, soms
bescheiden perspectief plaatst? Hoe richten we ons lesmateriaal zo in
dat aan humanisme, diversiteit en universaliteit recht wordt gedaan?

Deze wat- en hoe-vragen zijn op zich al belangrijk genoeg om een
Tweede Schoolstrijd uit te lokken.
Van wie is ons onderwijs eigenlijk?
Maar de beste beantwoording ervan wordt verregaand beïnvloed door de
inrichting van onze educational governance. Van wie is ons onderwijs
eigenlijk? Van de staat, namens ons allen? Tot op zekere hoogte, maar
artikel 23 van de Grondwet trekt daar een scherpe en onverminderd
zinnige grens: binnen duidelijke randvoorwaarden zijn de ouders de
baas over de inhoud. De vraag is nu hoe de verantwoordelijkheid voor
ons onderwijs over alle betrokken partijen verdeeld moet worden.

Om welke partijen gaat het hier dan? In de eerste plaats natuurlijk om
de ouders of verzorgers, die voor hun kinderen goed, betaalbaar en
effectief onderwijs wensen en daarvoor thuis de juiste omstandigheden
moeten scheppen. In de tweede plaats de onderwijzers, leraren en
docenten die passend invloed moeten kunnen uitoefenen op de inrichting
van hun werkterrein. In de derde plaats de scholen waar leerlingen
vandaan komen of naartoe vertrekken, of de werkgevers waar zij zullen
aankloppen. In de vierde plaats de lokale gemeenschap die van een
school ook buiten de lesuren een verrijkende bijdrage aan haar directe
omgeving kan verlangen. En tenslotte de leerlingen en studenten zelf,
die moeten bewijzen dat zij goed onderwijs waard zijn maar daaraan ook
eisen mogen stellen.

Als een onderwijsinstelling de relatie met deze vijf groepen goed op
orde heeft, kan de huidige verantwoording aan de rijksoverheid heel
goed vervangen worden door een passende horizontale verantwoording.
Een school die goede resultaten boekt op de landelijke eindtermen kan
van de rijksoverheid een onderwijslicentie ontvangen voor een aantal
jaren. De geldstroom kan dan verregaand gedecentraliseerd worden,
bijvoorbeeld naar de gemeente voor het primaire onderwijs en de
provincie voor het secundaire onderwijs. Alleen het tertiaire
onderwijs wordt dan nog rechtstreeks nationaal bekostigd. Zo komt de
politieke verantwoordelijkheid voor het onderwijs zo dicht mogelijk
bij de direct betrokkenen te liggen, en wordt lokaal en regionaal
maatwerk maximaal bevorderd.

De Eerste Schoolstrijd heeft decennia geduurd en heeft velen beroerd.
De inzet van de Tweede Schoolstrijd is minstens even urgent, al duurt
het hopelijk niet opnieuw decennia om ons onderwijs aan te passen aan
de eisen van de tijd. Inhoudelijk blijft de grootste uitdaging het
leren zo in te richten dat alle leerlingen, en niet alleen de beste,
over grenzen en generaties heen leren denken en niet alleen zichzelf
als middelpunt van de wereld zien. Leren gaat uiteindelijk altijd over
de lange termijn, over het toegerust worden tot burgerschap, maar ook
over het leren als doel op zich, en over de universaliteit van kennis.
Ten strijde!

Louise O. Fresco en Alexander Rinnooy Kan zijn respectievelijk lid en
voorzitter van de SER.
"

Leren die we tenslotte ook nog eens ´levenslang´.

Henk Elegeert

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list