Privatisering en GATS: Balans van een informatiemiddag
Henk Elegeert
HmjE at HOME.NL
Mon Mar 31 01:38:21 CEST 2003
REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
http://www.globalinfo.nl/article/articleprint/152/-1/1/
"
Verslag van dag over privatisering 08/02
Auteur: Jo Versteijnen
Datum Publicatie: 06.03.2003 18:14
Op 8 februari vond in Utrecht een informatiedag plaats over
privatisering. Een uitgebreid verslag.
Privatisering en GATS: Balans van een informatiemiddag(Utrecht,
08-02-03).
Een van de zalen van De Kargadoor in Utrecht stroomt vol met
belangstellenden voor de informatiemiddag over privatisering en GATS.
Deze middag is georganiseerd op initiatief van XminY Solidariteitsfonds
en Voor de Verandering, in samenwerking met SOMO (Stichting Onderzoek
Multinationale Organisaties) en CEO (Corporate Europe Observatory).
De drijfveer achter deze speciale middag is de nog tamelijk wijd
verbreide onbekendheid met een van de meest kenmerkende economische
tendensen van deze tijd: privatisering, en in het kielzog daarvan de
GATS. Lou Keune (Universiteit Van Tilburg) zal in zijn inleiding
privatisering omschrijven als de overdracht van door
(semi)overheidsinstellingen verzorgde taken aan particuliere bedrijven
die operen met winstoogmerk. Die overdracht wordt geregeld door het
GATS-verdrag. GATS staat voor General Agreement on Trade in Services.
Dat verdrag werd in 1995 binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO)
gesloten met het oog op de liberalisering van de wereldhandel, niet
alleen in goederen, maar ook in diensten, zoals gezondheidszorg,
energie, onderwijs, waterdistributie, verzekeringen, transport en
toerisme. En het is de privatisering van deze (semi)overheidsdiensten,
en wel zoals geregeld door de GATS, die in De Kargadoor onderwerp van
gesprek is.
De focus daarbij is de onrust over de verregaande negatieve gevolgen
ervan voor de gebruikers en werknemers. Want door de liberalisering van
het dienstenpakket verliezen overheden steeds meer de mogelijkheid
regulerend op te treden, neemt door het GATS-verdrag de markt deze
diensten over, en komt in plaats van regulering marktwerking. Vooral
kwetsbare groepen zijn hiervan de dupe. Want de publieke dienstverlening
kalft af en de geprivatiseerde is te duur. De bezorgdheid hierover is
voor de organisatoren aanleiding deze informatiemiddag te beleggen.
De uitnodiging met daarop ook het programma-overzicht voor deze middag
maakt duidelijk dat het doel meer is gericht op informatieoverdracht,
dan op discussie, hoewel ook voor dit laatste uitdrukkelijk ruimte is
gereserveerd. In het programma gaat de middag van start met drie meer
algemene inleidingen over privatisering en GATS-onderhandelingen. Daarna
zien we de uitwerking van privatisering geïllustreerd aan de hand van
een drietal cases: energie, onderwijs en gezondheidszorg. Op de derde
plaats volgt dan een korte paneldiscussie over GATS en parlement, GATS
en vakbonden in Nederland, en activiteiten in het kader van een Europese
actiedag op 13 maart. Met de keuze van inleiders en sprekers lijkt een
belichting van het thema van meerdere kanten gegarandeerd. De middag
staat onder leiding van Kees Hudig (XminY).
In wat volgt geven we een samenvatting van de drie onderdelen van deze
middag, en we sluiten af met de poging een balans op te maken.
Drie inleidingen
I. Een algemene schets van de achtergronden van privatisering (Lou
Keune, Universiteit van.Tilburg. www.voordeverandering.nl).
Lou Keune bijt het spits af met een algemene schets van de achtergronden
van privatisering. Hij definieert privatisering als de overdracht van
door (semi)overheidsinstanties of ondernemingen verzorgde taken aan
particulier bedrijven die met winstoogmerk opereren.
Hij plaatst privatisering in de context van een breder proces naar
liberalisering van de economie (neoliberalisme). Sleutelbegrippen
daarbij zijn deregulering, afbraak van belemmering voor internationale
handel en investeringen, flexibilisering van de arbeid, bevordering van
concurrentie en marktwerking, primaat over de economie bij private
ondernemingen. Die liberalisering zien we ook terug daar waar
(semi)overheidsinstellingen en ondernemingen die niet primair geleid
worden door winstoogmerken, (een deel van) hun activiteiten afstoten
naar de private sector, (privatisering) respectievelijk zich laten
leiden door neoliberale principes als dat van de marktwerking.
Dit beleid van liberalisering van de economie volgt op de bloeiperiode
van het ontwikkelen van (semi)overheidstaken. Op menig gebied van de
collectieve sector bracht deze inspanning veel goeds, maar riep tevens
ook ernstige kritiek op. Zo werd gewezen op de bureaucratisering en
verkokering van een aantal overheidsvoorzieningen en instellingen,
misbruik van sociale voorzieningen et cetera. En ook ontwikkelingslanden
kenden vergelijkbare problemen, naast corruptie, inflatie, tekorten op
de betalingsbalans, en een explosief groeiende schuldenlast. Deze
kritiek op de collectieve interventies, die tot de jaren 1975-'80 veel
goeds brachten, en de vraag hoe het anders moest, gaven de stoot tot de
keuze voor een beleid van liberalisering van de economie.
Deze keuze was echter niet zozeer gebaseerd op een principiële en
inhoudelijke discussie, alswel op een strijd op ideologisch niveau,
waarin de aanhangers van de collectieve interventies en de
staatsbemoeienis zich - onder meer door de val van de Berlijnse muur en
het einde van het reëel bestaande socialisme - al te gemakkelijk uit het
veld lieten slaan door de voorstanders van de markteconomieën. Het bleek
al spoedig dat het neoliberalisme zijn beloften niet waar kon maken.
Vanaf de jaren 1980 barst de kritiek op het liberaliseringsbeleid,
waaronder ook de privatisering, dan ook los. Ervaringen in
ontwikkelingslanden en in landen van de OECD wijzen op groeiende
welvaarts- en inkomensongelijkheid. De milieudegradatie neemt alsmaar
toe, zodat in 2001 de biologische capaciteit van de aarde al met 20%
overbelast was. De privatisering van kennis keert zich steeds meer tegen
het algemeen belang en dat van de armere lagen van de bevolking (zo
hebben Amazone-indianen minder recht op een door hen ontdekte medicinale
plant, omdat een farmaceutisch bedrijf daarop patent verworven heeft).
De privatisering van waterleiding leidt in nogal wat gevallen tot
uitsluiting van de armen van toegang tot schoon water. Uitsluitingen ook
in het geprivatiseerde onderwijs en de gezondheidszorg. Erbarmelijke
arbeidsomstandigheden bij de productie van kleding, schoeisel etc. Ook
in ons land zijn er voorbeelden te over: problemen met de NS; herziening
van het zorgstelsel die leidt naar kwaliteitsdaling en kostenstijging.
De hoge schuldenlast van de KPN, het ontslag van duizenden werknemers,
en bedrijven die van het ene land naar het andere 'hoppen', op jacht
naar goedkope arbeid, zoals Philips.
Het is duidelijk dat het neoliberalisme zijn pretentie dé oplossing te
bieden niet waar kan maken. Maar om te voorkomen dat bij de vraag hoe de
economie moet worden ingericht opnieuw oppervlakkig en op een
ideologiserende manier wordt gediscussieerd, zal een aantal principiële
kwesties en argumenten niet kunnen worden genegeerd. Lou Keune wijst op:
1. Efficiëntie. Bij de inrichting van een nieuwe economie zullen de
inefficiënties van de door private winst geleide producties en
dienstverleningen vermeden moeten worden, zoals: de hoge kosten van
reclame, marketing; steeds meer 'managers' die werken in functies die
niets voortbrengen; overinvestering vanwege de concurrentie;
werkloosheid en fysiek kapitaalvernietiging; verspillend
consumentengedrag.
2. En dan is daar ook het democratisch tekort. Wie heeft het voor het
zeggen? In plaats van democratische controle zien we bijvoorbeeld
allerlei vormen van internationaal overleg tussen transnationale
bedrijven die zich aan democratische controle onttrekken. Het gaat om
grote maatschappelijke belangen, maar het zijn transnationals en grote
bedrijven die eigenhandig beslissen over plaats en land van vestiging,
en daarbij uitsluitend het winstoogmerk nastreven, met voorbijgaan aan
het maatschappelijk belang.
3. Tegenstelling tussen publieke taken en winstoogmerk. Bij de
inrichting van een nieuwe economie zal vermeden moeten worden dat de
winstgevendheid van bedrijven prioriteit krijgt boven de basisbehoeften
van mens en natuur, nu en in de toekomst.
4. Verdere wijst Lou Keune ook op de tegenstelling tussen individuele
bedrijfskosten en maatschappelijke kosten. Met het oog op het
winstoogmerk streven bedrijven naar minimalisering van de eigen,
individuele bedrijfskosten door onder andere allerlei maatschappelijke
kosten niet mee te rekenen en dus ook niet op zich te nemen: wie draait
er op voor de kosten van werklozen, zieken, milieudegradaties? Als deze
kosten zouden worden meegenomen bij het huidige stelsel van nationale
rekeningen, zou men moeten vaststellen dat er vanaf 1980 geen sprake
meer is van economische groei, maar van economische achteruitgang.
5. De groeidwang die het neoliberalisme zo kenmerkt, zal in een nieuwe
economie afwezig moeten zijn. Voor landen als Nederland zou in plaats
van groeidwang eerder sprake dienen te zijn van 'krimpeconomie' of
'economie van het genoeg'. Groeidwang staat in functie van de
winstmaximalisering van bedrijven en de bedreiging van de
werkgelegenheid.
6. In een nieuwe economie zal de nadruk moeten vallen op solidariteitin
plaats van op concurrentie die in het neoliberalisme noodzakelijk is:
concurrentie tussen bedrijven, tussen landen (en volkeren) en groepen
van landen (en volkeren), tussen sociale lagen, maar ook tussen
dochterondernemingen, afdelingen, arbeidsgroepen en individuen. Mensen
en collectiviteiten worden voortdurend tegen elkaar opgejaagd, waarbij
fundamentele waarden als solidariteit en sociale rechtvaardigheid
onderdrukt worden.
In deze eerste van de drie inleidingen met een meer algemeen karakter,
besprak Lou Keune de privatisering als onderdeel van het neoliberalisme,
en gaf hij een aantal principiële kwesties en argumenten die bij de
discussies over een alternatieve economie in het geding zijn. Dergelijke
alternatieve economieën bestaan al wel, maar komen niet gemakkelijk aan
de orde, zeker niet zoals het nu gaat met de GATS-procedure. De beide
volgende inleidingen gaan nader in op de GATS. Hierboven - in de
inleiding op dit verslag - gingen we al kort in op de GATS. Een van de
oogmerken van de architecten ervan was een open wereldeconomie, onder
leiding van de VS, waarin diezelfde VS onvoorwaardelijk toegang zou
hebben tot de wereldmarkt. De GATS bestaat uit bepalingen, voorschriften
en wetgeving met betrekking tot de handel in diensten, die verplichtend
zijn voor alle bij de WTO aangesloten landen. Deze bepalingen etc.
stellen ieder WTO-lid in staat om met een beroep daarop effectief een
halt toe te roepen aan voorschriften en wetgeving waarmee een andere
lidstaat probeert zijn nationale belangen veilig te stellen, maar die
een belemmering zouden kunnen vormen voor de 'vrije' handel van andere
lidstaten. Evenzeer is het mogelijk om landen 'tot de orde' te roepen,
die een voorkeursbehandeling geven aan lokale investeerders boven die
uit het buitenland. Onder het WTO-regime zijn lokale belangen niet
langer een legitieme basis voor regeling en wetgeving. De belangen van
internationale handel, die allereerst de belangen zijn van
transnationale ondernemingen, krijgen prioriteit.
Mirjam Vander Stichele gaat nader in op een aantal mechanismen bij de
onderhandelingen tussen landen in het kader van de GATS, en Ted van Hees
peilt de waarde van samenwerking tussen de overheid en de markt, tussen
overheid dus en private ondernemingen.
II. Privatisering en GATS-onderhandelingen (Mirjam Vander Stichele,
SOMO. www.somo.nl).
In Nederland zijn bijna alle publieke diensten al geprivatiseerd. Alleen
een deel van de gezondheidszorg, van onderwijs en watervoorziening is
nog in publieke handen.
Als bedrijven gaan privatiseren komen ze niet alleen op de markt van
nationale, maar onmiddellijk ook op die van de internationale
concurrentie. Dit heeft consequenties die vaak vergeten worden. De kans
bestaat dat die Nederlandse geprivatiseerde bedrijven overgenomen worden
door (grotere) buitenlandse geprivatiseerde bedrijven. En die
aanwezigheid op de internationale markt noodzaakt ook tot zoveel
mogelijk winstgeving, om in die internationale concurrentie te kunnen
groeien en het hoofd boven water te houden.
Wat is het GATS-verhaal? Geliberaliseerde en geprivatiseerde diensten
komen in het GATS-verdrag, en dat verdrag zet de liberalisering en
privatisering vast, dat wil zeggen dat het door dit verdrag bijna niet
meer mogelijk is een (deel van een) geprivatiseerde dienst terug te
nemen.
Wat de GATS voorts doet is rechten geven aan bedrijven. De definitie van
'handel in diensten' is zeer breed, en omvat vele sectoren, ook de
essentiële, zoals waterdistributie, gezondheidheidszorg, onderwijs,
energie, telecom, financiële diensten, zoals banken en
zorgverzekeringen. Die rechten houden onder andere in dat:
a. buitenlandse bedrijven hier binnen kunnen komen, en dat overheden
geen normen mogen hanteren die handelsbeperkend zijn voor de diensten
die in de GATS zijn opgenomen,
b. buitenlandse bedrijven dienen op dezelfde manier behandeld te worden
als eigen, nationale bedrijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat de
overheid niet kan verhinderen dat winsten naar het buitenland vloeien.
c. overheden moeten voorzieningen treffen voor buitenlandse bedrijven om
in geval van ontevredenheid over een overheidsbeslissing, te kunnen
protesteren.
Weer een andere GATS-regel luidt dat de overheid transparant moet zijn
in haar regelgeving. Diezelfde eis wordt echter niet gesteld ten aanzien
van bedrijven.
Bedrijven krijgen rechten, maar de overheid krijgt in de GATS slechts
zeer beperkte mogelijkheden toegewezen. Dat geldt bijvoorbeeld ingeval
de overheid bedrijven zou willen corrigeren die klanten schaden of een
slechte kwaliteit dienstverlening leveren. Diezelfde ongelijkheid is
overigens ook te vinden in de globalisering: rechten van bedrijven zijn
internationaal vastgezet, maar sociale- en milieuwetgeving niet, evenmin
consumenten- en werknemersbescherming. GATS is de globalisering tot in
de kern van de maatschappij: diensten die aan de grote internationale
markt worden overgeleverd.
Gats-onderhandelingen zij pas sinds 1995 aan de gang. De eerste fase was
dat ieder land dienstensectoren moest aangeven waarvan ze willen dat
andere landen die openstellen ('requests'). Beperkende maatregelen voor
die openstelling, vaak bedoeld voor bescherming van de nationale
veiligheid of consumenten, moesten dus verdwijnen.
De volgende fase is dat landen moeten aangeven welke sectoren ze zelf
willen openstellen ('offers'). De voorbereidingen hiervoor zijn in de EU
tot nu toe besloten geweest. Onder protest van NGO's tegen deze
beslotenheid en onder hun aandrang op goede debatten met publiek en
parlement hierover, heeft de EU nu voor het eerst een persconferentie
gehouden over de conceptlijst van open te stellen diensten. En het is
onder die druk van de NGO's dat niet zo heel veel diensten ter
privatisering werden voorgelegd. Naast de vele diensten die al eerder
geprivatiseerd werden, betreft het nu voornamelijk professionele
diensten, zoals advocatuur, postbedrijven, milieudienst,
afvalverwerkingsbedrijven, toerisme, transportdiensten. Wil men deze
sectoren privatiseren ja of nee? Toegewezen tijdspad is kort: 31 maart.
Onderhandelingen daarover gebeuren bilateraal:
achterkamertjesonderhandelingen over welke van de sectoren op de
conceptlijst men wederzijds wil openstellen.
III. Public Private Partnerships (Ted van Hees, coördinator van Eurodad
= European Network of Debt and Development. www.eurodad.org).
Eurodad is een netwerk van zo'n 50 Europese NGO's in 16 Europese landen.
Naast de schuldenkwestie houdt het zich bezig met het IMF- en
Wereldbankbeleid, speciaal op sociaal en macro-economisch vlak, en met
condities die deze banken ontwikkelingslanden opleggen, bijvoorbeeld wat
betreft liberalisering en deregulering.
Hij gaat eerst in op de context van de Public Private Partnerships
(PPP's), e.e.a. aan de hand van zijn ervaringen op de World Summit on
Sustainment and Development (WSD) in Johannesburg. PPP's staan voor een
vorm van samenwerking tussen private ondernemingen en de overheid, in
het onderhavige geval dan met het oog op ontwikkelingsprojecten in de
publieke sector in ontwikkelingslanden. De rol van de overheid in deze
vorm van samenwerking kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld financiële
ondersteuning of politieke controle. Vóór de WSD werden wereldwijd al
zo'n 220 PPP's afgesloten, in Johannesburg kwam er nog een 60-tal bij,
en daarna groeit dat getal alleen maar verder. Er gaat veel geld in om.
Eurodad maakte zich nogal zorgen over de enorm hype in Johannesburg over
PPP's, vooral omdat een en ander sterk gepushed werd door transnationale
ondernemingen en de VS. Vooral de VS deed dat om aldoende politieke
verdragen die uit de WSD zouden moeten resulteren over milieubeleid en
duurzame ontwikkeling te omzeilen.
Het aangaan van PPP's is sterk gestimuleerd door de VN, en wel op de
volgende 5 terreinen:
Water, Energy, Health, Agriculture, Biodiversity (WEHAB). De bedoeling
was dat transnationals, regeringen en NGO's in goed overleg en elkaar
aanvullend initiatieven op deze gebieden zouden ontwikkelen. De praktijk
is vaak geweest dat transnationals - vooral op gebied van water en
energie - dat met beide handen hebben aangegrepen, onder meer om zo hun
activiteiten te kunnen uitbreiden, en 'mooi weer' te spelen.
De privatisering van de watervoorziening was op de WSD in Johannesburg
een hoofddiscussiepunt en een duidelijk voorbeeld inzake de nadelen van
privatisering van andere publieke diensten. Aan leningen van het IMF en
de Wereldbank worden voorwaarden gesteld, zoals bijvoorbeeld dat mensen
moeten gaan betalen voor diensten die tot dan toe gratis waren. Volgens
de speciale VN-rapporteur op het gebied van rechten op onderdak, leidt
privatisering van waterdiensten tot drie soorten problemen, die ook
illustratief zijn voor privatisering van andere diensten:
a. te veel nadruk op winst en de poging de kosten te dekken,
b. te weinig bereik van kwetsbare groepen,
c. het ontbreken van verantwoordingsplicht van de dienstverleners.
Bovendien blijkt privatisering, als zij eenmaal op gang is gebracht,
moeilijk terug te draaien.
In Johannesburg was een grote coalitie van NGO's actief. Het deel
daarvan dat betrokken was bij politieke beïnvloeding kwam samen in de
z.g. Eco Equity Coalition, waarvan ook milieuorganisaties, de
internationale vakbeweging en consumentenorganisaties deel uit maakten.
(De onderzoekswebsite over privatisering is: www.psiru.org Het bevat
gegevens vanaf 1996, over alle terreinen van privatisering die met
publieke diensten te maken hadden en hebben).
In het tweede gedeelte van zijn voordracht gaat Ted van Hees in op de
vraag hoe PPP's zijn te waarderen? Een blinde 'anti'-houding zou niet
verstandig zijn, want volgens hem is het een ontwikkeling die niet tegen
te houden is. Bovendien kunnen publiek en privaat soms vruchtbaar
samenwerken. Hij geeft als voorbeeld het Chili van destijds. Pinocet,
toch een adept van Freedman, heeft de nationalisering door Allende van
de koperproductie nooit teruggedraaid en geprivatiseerd, omdat hij goed
wist dat de inkomsten uit de koperproductie van wezensbelang waren voor
de economie van Chili. Er zijn ook eclatante mislukkingen. Volgens de
Wereldbank zou de geprivatiseerde gezondheidszorg in Zambia zó goed
gelukt zijn dat zij een voorbeeld is voor andere landen. Zo zijn er
onder andere geen wachtlijsten meer. Bij nader toezien echter blijken
die lijsten niet meer te bestaan omdat de mensen de gezondheidszorg niet
kunnen betalen, en dus thuis sterven.
De vraag naar de waarde van de PPP's is een complexe aangelegenheid. Aan
de ene kant zijn er projecten die mislukt zijn, tot minder efficiency en
hogere kosten leiden, aan de andere kant valt er veel te leren van een
verstandig soort privatisering. Door goede organisatie slagen sommige
erin gericht te blijven op dienstverlening aan de armen in plaats van op
winstmaximalisatie. Het zal afhangen van specifieke omstandigheden of
een publieke, een private, of een gecombineerde aanpak van beide
aangewezen is. De filosofie achter goed werkende PPP's is dat winsten op
ethisch verantwoorde en publieke manier worden ingezet. En waar publiek
geld wordt ingezet in combinatie met particulier initiatief, dient
speciaal aandacht gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht van
beide.
Drie Cases
I, Privatisering in de energie-sector (Bart Brugmans, WISE = World
Information Service on Energy. www.antenna.nl/WISE.
Bart Brugmans is 'nucleair campaigner' bij WISE en geeft een schets van
de liberalisering en privatisering in de Nederlandse
electiciteitssector.
In 1998 werd de nieuwe electiciteitswet aangenomen, waardoor
electriciteitsbedrijven (zoals Essent, Nuon, Eneco etc.) werden
geprivatiseerd. Deze privatisering is nog niet voltooid, omdat de
aandelen nog steeds in handen zijn van overheden (provincies en
gemeenten). Vanaf 1 juli 2004 kunnen die aandelen waarschijnlijk vrij
verhandeld worden.
De liberalisering van de electriciteitsmarkt verloopt stapsgewijs. Op 1
januari '99 vond de liberalisering plaats voor grootverbruikers. Zij
konden zelf hun electriciteitsleverancier gaan kiezen. Op 1 juli 2001
ging voor iedereen de markt voor 'groene' electriciteit open. Iedereen
kon kiezen voor deze kleur electriciteit, en waar hij die wilde kopen.
Op 1 januari 2002 ging vervolgens de markt open voor middengebruikers,
terwijl vanaf 1 januari 2004 de electriciteitsmarkt zal opengaan voor
kleingebruikers. Vanaf die datum kan dan ook iedereen kiezen wáár hij
wélke electriciteit wil kopen.
Volgens de officiële ideologie zouden de private krachten van de markt
de beste besteding van de hulpbronnen mogelijk maken tegen de laagste
prijs. In de rest van zijn betoog bespreekt Bart Brugmans een aantal
zaken in de sector van de geprivatiseerde electriciteitsvoorziening die
hiermee in tegenspraak zijn.
Neem nou bijvoorbeeld Engeland en British Nuclear Fuel (BNF), het
bedrijf dat zich daar bezighoudt met kernenergie en dat geprivatiseerd
is. Bij dergelijke grootschalige energievoorzieningen blijkt de
investeringsterugverdientermijn - en dus de periode dat de winst aan kan
gaan breken - zo lang, dat BNF er niet in slaagt investeerders te
i9nteresseren, en nu failliet dreigt te gaan. Er wordt over gedacht om
BNF te re-nationaliseren. Het publiek draait dan weer op voor de kosten,
terwijl de belofte was dat electriciteit goedkoper zou worden. Een
vergelijkbaar voorbeeld biedt Amerika. Het blijkt daar dat grootschalige
energieopwekking lang niet altijd voordeliger en beter is. Tijdens de
electriciteitscrisis in Californië steeg de prijs op de commerciële
markt naar 377 dollar per MegaWattUur, terwijl de kleine
energiebedrijven een prijs hadden van 30 dollar per MegaWattUur.
Een en ander houdt natuurlijk ook een waarschuwing in voor Nederland. De
electriciteitsmarkt wordt hier opgeknipt in stukjes: producenten,
netwerkbeheerders en leveranciers. Momenteel is de prijs nog opgebouwd
uit vaste tarieven, die door de overheid zijn vastgesteld. Maar wat als
die prijs wordt losgelaten?
En levert een geprivatiseerd en geliberaliseerd beleid een besparing van
energie op? Geprivatiseerde bedrijven willen winst door verkoop van
electriciteit. Dat staat op gespannen voet met besparing.
Energiebesparingsteams van electriciteitsbedrijven zijn dan ook
opgeheven. Er zijn 0900-mummers ingesteld, met lange wachttijden: geld
en energie!
Bart Brugmans wijst verder ook op onduidelijke verdeling van
verantwoordelijkheden tussen geprivatiseerde electriciteitsbedrijven en
de overheid. Neem bijvoorbeeld de sluiting van Borssele. Eigenaar Essent
verwijst die verantwoordelijkheid voor de sluiting naar de overheid, de
overheid legt haar bij Essent. Bij gunstige winstoogmerken zijn er
genoeg investeerders te vinden, maar voor het geval die oogmerken zich
ongunstig ontwikkelen of zelfs gaan ontbreken, is voorzien in zogenaamde
'terugvalopties': de overheid moet een en ander dan weer overnemen.
Winsten zijn voor de geprivatiseerde bedrijven, en de schulden voor de
overheid, de samenleving dus.
II. GATS-onderhandelingen en onderwijs (Nikki Heerens, LSVB = Landelijke
Studenten VakBond. www.lsvb.nl www.esib.org).
Het betreft hier hoger onderwijs en GATS. De privatisering van dit
onderwijs brengt volgens de voorstanders van GATS en onderwijs weinig
problemen met zich mee voor het publiek/openbaar onderwijs. De nationale
overheid zou haar invloed en zeggenschap behouden, omdat een publieke
dienst buiten de GATS valt.
Deze redenering gaat naar de mening van Nikki Heerens voor het hoger
onderwijs niet op. Want volgens de GATS kan een publieke dienst pas dan
buiten de GATS vallen als a. die dienst niet wordt verricht in
competitie met andere dienstaanbieders, en b. die dienst niet op
commerciële basis plaats vindt. Beide condities gaan voor het hoger
onderwijs niet op. Want we hebben nú reeds publieke en private
instellingen van hoger onderwijs, die naast elkaar bestaan en met elkaar
concurreren, en dus competitief zijn. Bovendien bieden de meeste
universiteiten en hogescholen kostendekkend en/of winstgevend onderwijs
aan buitenlandse studenten, en exporteren ze ook onderwijs; ze zijn dus
ook commercieel bezig. Beide vereisten om buiten de GATS te blijven gaan
dus niet op. Daar komt bij dat het hoger onderwijs voor een deel ook
privaat gefinancierd wordt (20%: collegegeld en contractueel onderzoek),
en ook daarom niet uit de GATS kan blijven.
Welke problemen roept dit op voor het hoger openbaar onderwijs? Over
deze vragen gaat de rest van de voordracht, die afgesloten wordt met een
pleidooi de GATS voor het onderwijs nietig te verklaren.
De problemen die de GATS voor het hoger openbaar onderwijs oplevert
bewegen zich op het vlak van a. de kosten, en b. van de kwaliteit en
regulering van het onderwijs.
Om met de kosten te beginnen. Publieke en private onderwijsinstellingen
- ook buitenlandse onderwijsinstellingen die in Europa onderwijs
aanbieden - zijn onderhevig aan dezelfde subsidieregelingen. Als er bij
het 70-tal instellingen dat Nederland momenteel telt, zich nog een
aantal buitenlandse voegt, kan de overheid de financiering niet
opbrengen zonder hoger collegegeld of groeiende afhankelijkheid van
bedrijven. Een ander probleem is dat naar de mening van private
instellingen subsidies uit publieke middelen voor openbare
onderwijsinstellingen concurrentievervalsend werken, en dat deze zaal
dus voor de rechter gebracht kan worden.
Over kwaliteit en regulering van onderwijs die door de GATS gevaar
lopen, valt het volgende op te merken. Om met de kwaliteitseisen te
beginnen. Volgens de GATS mogen die eisen niet handelsbelemmerend
werken. Kwaliteitseisen nu worden vastgesteld via een
accreditatiestelsel. Ons accreditatiestelsel sluit zeer aan bij de
Nederlandse behoeften en het onderwijs hier, en bewaakt dus de kwaliteit
ervan. Onderwijsinstellingen die daaraan beantwoorden mogen Nederland
binnen komen. Het probleem is dat er op de wereld veel
accreditatiestelsels bestaan, en dat het moeilijk vol te houden is dat
alleen ons stelsel goed genoeg zou zijn.
Op de tweede plaats is er dan het probleem van de regulering, die niet
direct gericht is op kwaliteit, maar wel op andere aan het onderwijs te
stellen eisen. Daar wordt al gauw van gezegd dat ze handelsbelemmerend
zijn en dus geminimaliseerd moeten worden.
Het bovenstaande veroorzaakt grote verwarring en onduidelijkheid. Er is
weinig of geen overeenstemming van de precieze interpretatie van de GATS
moet zijn. Een en ander is reden genoeg bang te zijn voor de toekomstige
beperkingen van ons hoger onderwijs. Wat er moet gebeuren is stoppen met
de liberalisering van onderwijs onder de GATS. Als men onderwijs wil
liberaliseren en colporteren om zo winstoogmerken na te streven, is men
niet op de GATS aangewezen. Er zijn andere mogelijkheden. De Unesco
bijvoorbeeld, ontplooit initiatieven voor meer helderheid om de waarde
van diploma's, accreditatiesystemen, bilaterale samenwerking. GATS is
voor onderwijs niet nodig.
III. Gezondheidszorg en de vrije markt (Marjan Stoffers, WEMOS:
Organisatie voor Internationale Gezondheidsvraagstukken. www.wemos.nl).
Wemos bestudeert internationale gezondheidsvraagstukken vanuit het
perspectief van ontwikkelingslanden. Volgens Wemos hebben mensenrechten,
waaronder het recht op gezondheid, prioriteit
boven aangelegenheden van financieel en economische aard. Dit standpunt
wordt ook ingenomen door de VN- mensenrechteninstellingen. In de
praktijk echter blijkt dat de prioriteit precies omgekeerd is.
Recht op gezondheid is het werkterrein van Wemos. Volgens de VN is
gezondheid een van de belangrijkste sociaal-economische mensenrechten.
Zij heeft daarover een general commitment geschreven. Enkele hoofdpunten
daaruit:
a. recht op gezondheid is een inclusief recht, nauw gelieerd aan andere
mensenrechten. Staten hebben de plicht dat recht te bevorderen via een
progressief beleid,
b. discriminatie is verboden. Alle goederen en diensten moeten voor
iedereen toegankelijk zijn,
c. staten dienen te voorkomen dat derden - dus ook bedrijven - dat recht
op gezondheid schaden,
d. welvarende staten hebben de plicht om minder welvarende staten te
helpen bij de realisering van mensenrechten. Ze dienen zich ook door
mensenrechtverplichtingen te laten leiden bij hun standpuntbepaling
t.o.v. instellingen als IMF/Wereldbank/WTO.
Het blijkt echter dat Nederland, en de Europese Unie die plicht niet op
zich nemen. Volgens hen hoort dat niet tot de GATS, maar valt onder een
andere agenda.
Wemos heeft een partnerorganisatie een onderzoek laten verrichten naar
de gevolgen van verdergaande liberalisering van de gezondheidszorg op
het recht op gezondheid in Kenia. Het blijkt dan dat de
liberaliseringstendens en het openstellen van de markt, opgelegd door
IMF en Wereld- bank om de schuldencrisis het hoofd te bieden, door de
GATS dreigt te worden gecontinueerd en vastgezet, waardoor een terugweg
niet meer mogelijk is. Als gevolg hiervan moeten mensen contant betalen
als ze naar dokter of kliniek willen. Draagkracht wordt dus het
criterium voor het verkrijgen van zorg. Het gevolg is natuurlijk dat de
rijken via de private sector goed van zorg worden bediend, en het
overgrote deel steeds slechter af is. Zo worden wachtlijsten opgelost,
omdat mensen thuis sterven. De harde sanering op basis van de
liberaliseringsgedachte is daar verder doorgevoerd dan bij ons.
Marjan Stoffers somt verder een aantal punten op dat van belang is
i.v.m. de GATs:
- ziektekostenverzekeringsstelsel in Kenia is 100% in handen van
buitenlandse bedrijven. Kenia heeft in de onderhandelingsronde van de
GATS vergeten te bepalen dat er niet gediscrimineerd mag worden inzake
toegang tot verzekering. Erg zieken mensen worden niet meer in de
verzekering opgenomen.
- winsten die een ziektenkostenverzekeraar maakt hoeven niet in het land
zelf geïnvesteerd te worden, maar kunnen naar elders worden overgemaakt.
- het vraagt een sterke overheid om naast de liberalisering in de
GATS-verdragen een regulerend en flankerend beleid te willen voeren. Een
van de grootste knelpunten in ontwikkelingslanden is dat er daar niet
zo'n sterke overheid is. Erger nog, om buitenlandse investeerders aan te
trekken zullen de ontwikkelingslanden een deregulerend beleid voeren, en
dat gaat juist ten koste van de mensenrechten: een duivelskring.
Tenslotte merkt Marjan Stoffers op dat Wemos dit jaar een project
gestart heeft om duidelijkheid te krijgen omtrent transparantie,
structuur en werkwijze etc. van PPI's (Public Private Initiatives). De
noodzaak daartoe illustreert zij aan de hand van het voorbeeld Kenia: in
bilaterale besprekingen wordt door farmaceutische bedrijven bepaald dat
de prijs van geneesmiddelen omlaag kan, in ruil voor een verbod op
verkoop van generieke geneesmiddelen. De overheid is niet sterk genoeg
zich daartegen te verzetten. Bovendien hopen de farmaceutische bedrijven
toegang te krijgen tot de overheidspot voor de ontwikkeling van
medicaties tegen tropische ziekten, om er dan vervolgens bovendien de
vruchten van te kunnen plukken bij de vermarketing.
Drie keer mogelijk tegenwicht
In zijn voordracht hierboven merkte Lou Keune op dat er wel alternatieve
economieën bestaan voor het neoliberalisme, maar dat die niet
gemakkelijk tot gelding zouden kunnen komen onder het GATS-regime. Nodig
is dus een actieve inzet om die alternatieven toch op de agenda
geplaatst te krijgen, onder meer van parlement en vakbonden. Onmisbaar
daarbij zijn onder andere actiedagen en demonstraties. In dit derde deel
van de bijeenkomst komen aan de orde korte paneldiscussies over: GATS en
het parlement; GATS en vakbonden in Nederland, en activiteiten in het
kader van een Europese actiedag op 13 maart.
I. GATS en het parlement (met parlementariër Kees Vendrik van
GroenLinks).
Op de vraag waarom zo weinig parlementariërs in Nederland in GATS
geïnteresseerd zijn, wijst Kees Vendrik erop dat het in het politieke
klimaat van het afgelopen jaar eigenlijk nooit om het buitenland ging,
maar bijna altijd om het binnenland. Politiek gesproken zijn we een
kleine en naargeestige provincie aan het worden.
Dat neemt niet weg dat als je maar veel 'herrie' maakt, men toch wel
eens mee wil doen. In dit verband wijst hij op een scherpe motie die is
ingediend met betrekking tot het Comité 133. In dat Comité wordt tussen
lidstaten van de EU de inzet besproken met betrekking tot de
GATS-onderhandelingen. Economische Zaken in Nederland en zijn ambtenaren
spelen op dat niveau een leidende rol in Europa. Nadat op een eerdere
motie staatssecretaris Joop Wijn met een zoethoudertje reageerde, zal de
motie inzake Comité 133 scherp van toon zijn. Bedoeling is dat het
parlement inzage krijgt in elke stap die naar Brussel gezet wordt en elk
stuk dat binnen EZ dan wel interdepartementaal wordt opgesteld, en dat
dit alles ook in de Kamer besproken wordt. Wat is de Nederlandse inzet?
Wat is de stand van zaken? Wat is de inzet van andere landen? Het is te
absurd voor woorden dat wij bijvoorbeeld via het Duitse ministerie van
onderwijs moeten horen dat Nederland op dat terrein met iets bezig is.
Wil de Kamer een vuist kunnen maken tegen EZ, dan is het nodig:
a. eerst te weten wat de inzet is. Er dient een heldere
onderhandelingsinzet op tafel te liggen.
b. te pogen een politieke meerderheid in de Kamer te krijgen. Wat ook
ten zeerste bijdraagt aan de invloed van het parlement is wat er leeft
in het maatschappelijk veld, zoals bijvoorbeeld de woede van de
onderwijsorganisaties over wat op dit gebied in Nederland dreigt te
gebeuren.
Naast de kwestie van de (bescheiden) interesse van Nederlandse
parlementariërs in de GATS, en de mogelijkheid die interesse te laten
toenemen, is daar ook de vraag welke invloed het parlement nog kan
uitoefenen op reeds geprivatiseerde bedrijven? het antwoord is dat dit
varieert per sector.
Neem nou bijvoorbeeld de energie-sector. Die invloed is daar al
teruggedrongen. Want volgens Europese regels kan de landelijke overheid
gemeenten en provincies, die aandelen bezitten in distributienetwerken
(Eneco, Essent etc.) niet verbieden die aandelen te verhandelen. De
landelijke overheid kan gedagvaard worden omdat dergelijk verbod de
vrijheid van aandeelhoudersbezit aantast.
Op het gebied van de spoorwegen treffen we niet dergelijke Europese
regels, maar wat de post aangaat wordt het weer wat lastiger. Hier
zullen we in ieder geval moeten meevaren met de afspraken die met
Duitsland en Frankrijk gemaakt zijn, hoewel volgens Kees Vendrig deze
landen, met name Frankrijk, niet al te nobele motieven moeten worden
toegedicht. Hun beleid is nogal opportunistisch. Want terwijl zij hun
thuismarkt gesloten houden, proberen hun postbedrijven wel elders
stukjes 'post' weg te kopen. Dit heeft niets te maken met een
fundamentele visie op wat wel en wat niet tot de publieke sector moet
blijven horen.
De Postbank is al in 1986 geprivatiseerd, en daar kwam geen Europa aan
te pas. Het parlement heeft het voorstel gedaan voor een 'loket-wet':
als je in Nederland een grote bank bent, heb je in ieder geval te zorgen
voor een minimaal aantal loketten.
Wat betreft die invloed van parlement op reeds geprivatiseerde
bedrijven, is dus meer mogelijk dan we geneigd zijn te denken. Het
Europese (neo)liberale project is verre van af, is in opbouw. Er kan dus
ook nog het nodige afgebroken worden. Daar is het parlement voor. Kees
Vendrik maakt zich wel zorgen over de grote onduidelijkheid inzake
juridische consequenties (zie hierboven wat gezegd is over de
energie-sector). Die juridische kant, die vrije-marktsystemen, die
internationale marktsystemen, zijn niet statisch, maar dynamisch. Het is
dus zaak goed in te schatten wat een nieuw GATS-verdrag precies inhoudt.
Het zal niet eenvoudig zijn om, als het nieuwe GATS-verdrag er eenmaal
is, de dynamische werking ervan in de jaren erna onder controle te
houden.
II. GATS en vakbonden in Nederland (met George de Roos, AbvaKabo.
www.union-network.org)
(Tijdens deze paneldiscussie liet de opnametechniek het op een gegeven
moment afweten. Het verslag van deze discussie is dus helaas
onvolledig).
De beginvraag van de discussie is de vraag van Lou Keune of de
problematiek van privatisering en GATS relevant zou moeten zijn voor de
vakbeweging in Nederland. Het antwoord van George de Roos is dat dit
inderdaad zou moeten, en dat op het jongste bondscongres ook besloten is
dat de AbvaKabo rondom de discussie over publieke dienstverlening de rol
van opinieleiderschap zou vervullen. De bond gaat zich dus intensief met
zaken als privatisering bezig houden. Van de andere kant wordt door veel
leden de vaststelling van de CAO als een primaire taak gezien. Met
betrekking tot privatisering verkeert de bond dus in een dilemma:
formeel is hij tegen privatisering, maar veel leden niet, omdat ze in
die geprivatiseerde sectoren (voorlopig althans) betere
arbeidsvoorwaarden hebben. Het blijkt dat de leden toch vooral geneigd
zijn te kijken naar de eigen portemonnee. Het is dus zaak te pogen een
proces van bewustwording opgang te brengen, niet alleen rond
internationale solidariteit, maar ook rond het soort thema's als de
kwaliteit van de publieke dienstverlening.
De vakbond heeft overigens nog van een ander dilemma last. Dat blijkt
uit de reactie op de vraag of binnen de bond een discussie geëntameerd
wordt over het feit dat liberalisering voor de leden op korte termijn
weliswaar veel voordelen kan bieden, maar op lange(re) termijn (denk aan
TPG) voor zeer slechte arbeidsvoorwaarden kan zorgen, zoals
flexibiliteit, geen pensioenopbouw, etc. In zijn reactie op deze vraag
wijst George de Roos erop dat daar enerzijds het primaire belang is van
de leden (op lange termijn worden onder de privatisering de
arbeidsvoorwaarden en de dienstverlening slechter), terwijl daarnaast
ook het algemeen belang aandacht en sturing vraagt. Het is niet zeker
welk belang uit dit dilemma uiteindelijk prioriteit zal krijgen. Dit
antwoord leidt een van de aanwezigen tot de vraag hoe het gesteld is met
de solidariteit in de AbvaKabo, en of de bond de algehele culturele
tendentie reflecteert, namelijk individualisering? Het antwoord is dat
wat de bond tegen die individualisering kan doen, is zorg dragen voor
goede informatievoorziening, en een discussie opgang brengen en houden.
Vanuit de zaal en het panel (Lou Keune) wordt gevraagd naar informatie
bij de bond over GATS, en de vraag wordt gesteld of het klopt dat op dit
moment binnen de vakbeweging nauwelijks of geen discussie is over de
GATS? Dat beeld blijkt te kloppen voor wat betreft de situatie in
Nederland. Het meeste werk op dit gebied vindt plaats op Europees en
mondiaal niveau. In Nederland wordt die discussie langzaam binnen de
bonden opgestart, daarnaast vindt er op Europees niveau al veel
lobbywerk richting Europese Commissie plaats.
III. Activiteiten in het kader van de Europese actiedag op 13 maart
In het programma-overzicht zou dit onderwerp behandeld worden in een
korte paneldiscussie. Vanwege tijdgebrek blijft de behandeling beperkt
tot een uiteenzetting (van Kees Hudig).
Kees wijst op een Europese actiedag die staat gepland voor donderdag 13
maart. Op die dag zal ook in Nederland actie georganiseerd worden, en
wel rond het ministerie van Economische Zaken in Den Haag. Het zal daar
dan een 'open dag' worden. Voorbereidingen zijn nog maar net begonnen.
Binnenkort verschijnen er oproepen en posters. Organisaties die zich
willen aansluiten en mensen die aan de voorbereiding ervan willen
meewerken zijn meer dan welkom.
Verschillende websites staan ter beschikking om op de hoogte te blijven:
www.globalinfo.nl is een website voor nieuws en achtergrondinformatie
over globalisering,
www.gatswatch.nl geeft informatie over GATS-problematiek.
Verder is daar ook de elektronische nieuwsbrief WTO-zip (voor meer
informatie zie:
http://www.stelling.nl/trouble/zip)
En voor dagelijks nieuws over acties is er Indymedia:
http;//www.indymedia.nl/
Wat is de balans van deze middag?
De voordrachten van vandaag maken duidelijk dat door de privatisering en
de GATS onder het neoliberalisme, het grote schrapen zich sinds kort ook
heeft meester gemaakt van de sector van de dienstverlening. Het is
gebleken dat daarbij weinig scrupules bestaan ten aanzien van de
middelen die worden ingezet om dit doel te bereiken, variërend van list
en bedrog, via achterkamertjesonderhandelingen, naar voorrang aan
winstoogmerken boven mensenlevens. Dat laatste blijkt wel heel
schrijnend uit de voordracht van Marjan Stoffers, Mirjam Vander
Stichele, en op een enkele plaats ook uit die van Ted van Hees. Die
onderschikking van het algemeen belang aan dat van de accumulatie, komen
we, maar dan in mildere mate, ook tegen in de uiteenzetting van Nikki
Heerens over onderwijs, en van Bart Brugmans over de energie-sector.
Het kan moeilijk anders of de middelen die worden ingezet om die
prioriteit van het bedrijfsbelang te realiseren, staan op gespannen voet
met de democratie, sterker nog, die prioriteit van dat belang bestaat
bij gratie van het molest van de democratie. De uiteenzetting van Mirjam
Vander Stichele is één relaas van hoe de democratie, wier belangrijkste
functie is behoud en bevordering van het algemeen belang, wordt
gemuilkorfd. Ook anderen, zoals Lou Keune, Nikki Heerens en Marjan
Stoffers wijzen daarop. Ook Kees Vendrik legt de vinger op de zere plek,
als hij wijst op de tegenzin van de staatssecretaris om het parlement te
informeren over de GATS.
De keuze van de overheid voor privatisering en marktwerking in de
dienstensector, is de laatste tijd aan groeiende twijfel en een
toenemende kritiek onderhevig. Ervaringen met de privatisering hebben
her en der geleid tot het inzicht dat er paal en perk gesteld moet
worden aan de wenselijkheid en mogelijkheid van
marktwerking/privatisering in de publieke sector. Met het oog op een
mogelijke uitwerking van dat inzicht wordt dan soms een onderscheid
gemaakt in drie soorten publieke taken: allereerst dan de taken die
nauwelijks of niet aan marktwerking blootgesteld dienen te worden;
vervolgens taken waarbij marktwerking goed mogelijk zou zijn, maar dan
wel onder regie van de overheid om de publieke belangen voldoende te
waarborgen; en op de derde plaats taken die worden gekenmerkt door een
sterke sociale dimensie, waarbij de overheid publieke waarden als
solidariteit en toegankelijkheid moet garanderen. Tot het eerste soort
publieke taken, waarbij marktwerking uitgesloten wordt, behoren
instellingen die de democratische rechtsstaat dragen. Hierbij valt dan
te denken aan de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht:
politie, justitie leger en ambtelijke kerndiensten. Bij de tweede
categorie taken zien we bijvoorbeeld volkshuisvesting,
energievoorziening, vervoer (Schiphol, NS). Onder de derde soort taken
vallen onder meer de sociale zekerheid, de gezondheidszorg, en sectoren
met belangrijke sociale functies, zoals onderwijs.
Dit voorstel van een 'gemengde' publieke sector ziet terecht het gebrek
aan democratische inbreng en het verlies aan controle door de overheid,
als een van de belangrijkste oorzaken voor de voortgang van de
privatisering van de dienstensector en de daarmee samenhangende
problemen. Dat als oplossing wordt aangegeven het herstel van een
overheid die het algemeen belang weer prioriteit verleent, en dus de
democratie voorrang geeft boven de vrije marktwerking, is in deze visie
een vanzelfsprekende consequentie.
De vraag is echter of deze oplossing ooit uit kan komen boven het niveau
van een abstractie, althans zolang de vrije markt-economie of het
neoliberalisme als economisch systeem, ongemoeid gelaten wordt. Want is
het niet juist in deze economische ordening, met haar ingebouwde
noodzaak voor het kapitaal om eindeloos te accumuleren, dat uiteindelijk
ook de dienstensector er niet aan kon ontkomen te moeten gaan dienen als
winstobject, als object van privatisering, met alle bekende gevolgen van
dien? En is het reëel om van de nationale overheid te verwachten om
tegen de verdrukking van de privatisering in, het algemeen belang te
behartigen, als vanwege de globalisering van het kapitaal onder het
neoliberalisme - het wereldwijde karakter van de kapitaalstromen - die
overheid haar greep op economische aangelegenheden bijna heeft verloren?
De vraag stellen is haar beantwoorden. Ter wille van de waakfunctie van
de overheid voor het algemeen belang is een andere economische ordening
nodig, een ordening waarin de noodzaak tot accumulatie en groei
ontbreekt, en de winstgevendheid ondergeschikt kan worden gemaakt aan de
basisbehoeften van mens en natuur. We denken hier aan een economische
ordening waarvan Lou Keune in zijn voordracht een zestal essentiële
kenmerken heeft besproken.
De vraag hoe een dergelijke economische ombouw te kunnen realiseren is
niet eenvoudig te beantwoorden. Want een dergelijke ombouw veronderstelt
immers al enigszins wat hij beoogt: een krachtige overheid, en
maatschappelijke organisaties die een vuist kunnen maken.
Over de kracht van de nationale overheid, of liever het gebrek daaraan,
spraken we zojuist. Bovendien zouden overheid en parlement ook de wíl
aan de dag moeten leggen aan zo'n ombouw te werken. Er is wat dit
aangaat echter weinig reden om op voorhand al te enthousiast of
optimistisch te zijn. Onder aanvoering van de VS, waar sinds de opkomst
van het neoliberalisme eind jaren '70, begin jaren '80, het beleid van
de overheid en het kapitaalsbelang meer dan ooit een symbiotische
eenheid vormen, hebben steeds meer overheden wereldwijd het faciliteren
van dat kapitaalsbelang tot een centraal beleidspunt verheven. In de
voordrachten van vandaag treffen we voorbeelden van hoe ook overheid en
parlement in ons land hiermee in de pas lopen, en dus een beleid voeren
waarin privatisering en GATS kunnen opbloeien. In de voordracht van Kees
Vendrik bleek in de persoon van de staatssecretaris van financiën
bijvoorbeeld duidelijk de voorkeur van de overheid om weinig openheid te
verschaffen en zo ongestoord aan de GATS verder te kunnen werken. En ook
in het parlement blijkt pas na 'veel lawaai' enige interesse opgewekt te
kunnen worden voor controle van het GATS-beleid van de regering.
En wat betreft maatschappelijke organisaties die een vuist kunnen maken,
gaan de gedachten natuurlijk al gauw uit naar de landelijke vakbond.
Maar ook hier lijkt de bereidheid mee te werken aan een andere
economische inrichting niet groot. Uit het gesprek met George de Roos
bleek dat de vakbond de hete brij wel ziet, maar er voorlopig liever als
een kat omheen draait.
De balans van deze informatiemiddag is dat enerzijds uit de voordrachten
blijkt en daaruit is af te leiden dat de oplossing van het probleem van
privatisering en GATS een economisch alternatief veronderstelt, en dat
anderzijds vanwege de zwakke positie en een weinig krachtige wil van
nationale overheden die oplossing een 'hell of a job' zal zijn.
Informatiemiddagen als deze kunnen een belangrijke rol spelen bij de
maatschappelijke bewustwording, die een essentiële voorwaarde is om die
andere economische orde op de politieke agenda te krijgen.
"
Beter laat dan uberhaupt niet.......
**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********
More information about the D66
mailing list