Margaritagate: Brief Balkenende

Dr. Marc-Alexander Fluks fluks at SCIENCE.UVA.NL
Wed Mar 12 09:12:17 CET 2003


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Bron:  Minister president
Datum: 19 maart 2003
URL:   http://www.minaz.nl/data/1047335087.doc


Aan de Voorzitter der Tweede kamer der Staten Generaal


Inleiding

In de afgelopen weken hebben H.K.H. Prinses Margarita de Bourbon de
Parme en haar echtgenoot op verschillende wijzen aandacht gevraagd
voor hun verstoorde relatie met de Koninklijke Familie. Zij voelen
zich gegriefd en benadeeld door de behandeling die zij menen te hebben
ondervonden van de zijde van andere leden van de Koninklijke Familie
nadat zij een relatie en vervolgens een huwelijk waren aangegaan.

De prinses is geboren uit het in 1964 gesloten huwelijk van H.K.H.
Prinses Irene en Z.K.H. Prins Charles Hughes de Bourbon de Parme
waarvoor geen goedkeuring van de Staten-Generaal werd gevraagd en zij
komt mitsdien niet in aanmerking voor de troonopvolging. Zij behoort
dientengevolge niet tot het Koninklijk Huis. Het kabinet draagt
derhalve geen verantwoordelijkheid voor het optreden van de prinses.

De afwezigheid van ministeriele verantwoordelijkheid voor het optreden
van de prinses neemt niet weg dat betreurd moet worden dat de prinses
gemeend heeft informatie en waarnemingen naar buiten te moeten
brengen, welke zij op basis van haar nauwe betrokkenheid bij en
directe toegang tot het Koninklijk Huis heeft verkregen. In iedere
relatie vormt dit een ernstige schending van vertrouwen. Daar waar
deze uitlatingen de persoon en het functioneren van de Koningin
betreffen, kan de ministeriele verantwoordelijkheid in het geding
zijn.

Bepaalde grieven van de prinses en haar echtgenoot betreffen direct of
indirect het functioneren van overheidsdiensten waarvoor wij
verantwoordelijkheid dragen. Het gaat daarbij om verwijten over
inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De verwijten
met betrekking tot de aantasting van de zakelijke belangen van de heer
De Roy van Zuydewijn zijn vooralsnog niet gesubstantieerd of
gepreciseerd. Weliswaar is gesteld dat een vordering terzake (mede)
tegen de Staat zal worden gericht, maar welke gedragingen hiervan de
grond vormen is vooralsnog onbekend zodat daar in dit verband niet op
ingegaan kan worden.

Voor een nadere duiding van de betrokkenheid van de verschillende
actoren, waaronder de overheid(s)diensten, en het wettelijk kader dat
daarvoor geldt moge het onderstaande dienen.


Koninklijke Familie en Koninklijk Huis

Het Koninklijk Huis is een publiekrechtelijk begrip waarbij de
ministeriele verantwoordelijkheid het belangrijkste element vormt.
Recent is de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis gewijzigd. Het begrip
Koninklijk Huis moet worden onderscheiden van het begrip Koninklijke
Familie. De Koninklijke Familie wordt gevormd door de gehele familie
van H.M. de Koningin. Voor de leden van de Koninklijke Familie die
niet tevens lid zijn van het Koninklijk Huis geldt geen ministeriele
verantwoordelijkheid.

Hoewel de formele grens tussen Koninklijk Huis en Koninklijke Familie
scherp te trekken valt, is deze grens in de publieke aandacht minder
scherp. Ook leden van de Koninklijke Familie die geen lid zijn van het
Koninklijk Huis kunnen dicht bij de Koningin staan.


Het Kabinet der Koningin

Het Kabinet der Koningin is een overheidsorgaan en biedt de Koningin
ambtelijke ondersteuning bij de uitvoering van haar staatsrechtelijke
taken. Het fungeert als schakel tussen het staatshoofd en de
ministers.

Het Kabinet der Koningin neemt daarbij in ons staatsbestel een aparte
positie in. Het is geen deel van de hofhouding waarop art.41 Grondwet
betrekking heeft. Het is echter ook geen onderdeel van de ministeries
ex art. 44 Grondwet. Het is niet hierarchisch ondergeschikt aan een
minister. Vice versa bestaat er ook geen verantwoordingsrelatie. Voor
de Koningin geldt in ons staatsbestel dat iedere minister
verantwoordelijk is voorzover het het taakgebied van zijn ministerie
betreft, terwijl de minister-president de algemene
verantwoordelijkheid voor de (onschendbare) Koningin draagt.

De verantwoordelijkheid voor het beheer van het Kabinet der Koningin
ligt bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
via Hoofdstuk II van de Rijksbegroting (Hoge Colleges van Staat en
Kabinet der Koningin).


De Binnenlandse Veiligheidsdienst

Ingevolge de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV 1987)
heeft de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), onder
verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties voorzover hier relevant, tot taak:

 * gegevens te verzamelen omtrent personen en organisaties die
   aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar
   vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan
   wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de
   staat (artikel 8, tweede lid, onder a; de letterlijke tekst is als
   bijlage bij deze brief gevoegd);
 * veiligheidsonderzoeken te verrichten als bedoeld in de Wet
   veiligheidsonderzoeken (artikel 8, tweede lid, onder b; de
   letterlijke tekst is als bijlage bij deze brief gevoegd).

In het kader van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
onder a is de BVD voor het verkrijgen van gegevens bevoegd zich te
wenden tot andere overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren en
voorts tot iedere burger. Voor het verkrijgen van persoonsgegevens is
de BVD bevoegd in bij machtiging van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie gezamenlijk omschreven
gevallen of soorten van gevallen, zich te wenden tot houders van
verzamelingen van persoonsgegevens. Een dergelijke algemene machtiging
is maximaal een jaar geldig. Jaarlijks werd deze gepubliceerd in de
Staatscourant. Ingevolge artikel 17, derde lid (WIV 1987) blijven in
deze gevallen de voor een houder van een persoonsregistratie geldende
wettelijke voorschriften, zoals de Wet persoonsregistraties buiten
toepassing. Zo behoeft niet te worden voldaan aan een eventuele
verplichting om gegevens over die verstrekking vast te leggen.

Als de ernst van de bedreiging daartoe aanleiding geeft, is de BVD
daarnaast bevoegd - na verkregen machtiging - gebruik te maken van
verdergaande bevoegdheden, zoals volgen, observeren en afluisteren.
Bij de keuze van het middel waarmee onderzoek wordt gedaan, is de BVD
gebonden aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, hetgeen
wil zeggen dat geen zwaarder middel wordt ingezet als met een lichter
kan worden volstaan en dat het ingezette middel in verhouding moet
staan tot de ernst van de bedreiging.

Aan personen en instanties die belast zijn met de bescherming van
gewichtige belangen als bedoeld in de taakomschrijving van de BVD
(zogenaamde belangendragers) is de BVD bevoegd gegevens te
verstrekken, teneinde deze belangendragers in staat te stellen hun
verantwoordelijkheid te dragen bij de bescherming van deze belangen.

In het kader van een veiligheidsonderzoek als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, onder b (WIV 1987), geldt als voorwaarde dat de
betreffende functie conform de Wet veiligheidsonderzoeken is
aangewezen als een zogenaamde vertrouwensfunctie: een functie die de
mogelijkheid biedt de veiligheid of andere gewichtige belangen van de
staat te schaden. Bovendien moet betrokkene vooraf schriftelijk hebben
ingestemd met een aanmelding voor een veiligheidsonderzoek. De
werkgever van de kandidaat vertrouwensfunctionaris licht hem in over
de betekenis en rechtsgevolgen van de aanmelding. In het onderhavige
geval ging het niet om het vervullen van een vertrouwensfunctie.

Ingevolge artikel 11 (WIV 1987) stelt het hoofd van de BVD de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij voortduring in
kennis van al hetgeen van belang kan zijn. Deze verplichting geldt
uiteraard ook voor het plaatsvervangend hoofd. In de nieuwe wet is
deze bepaling overigens vervallen omdat dit een algemeen beginsel van
ambtelijk handelen betreft.


Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging

De Minister van Justitie heeft het gezag over de Dienst Koninklijke en
Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het Korps Landelijke
Politiediensten. Dit is geregeld in artikel 38, eerste lid, onder c,
van de Politiewet 1993. De DKDB is belast met het waken voor de
veiligheid van leden van het Koninklijk Huis en andere door het
bevoegd gezag aangewezen personen. Onder de laatste categorie vallen
bijvoorbeeld de in Nederland verblijvende diplomaten, maar ook in
Nederland woonachtige personen die in aanmerking komen voor
persoonsbeveiliging.

Om zorg te dragen voor een adequate beveiliging van de leden van het
Koninklijk Huis is het van belang dat de DKDB inzicht heeft in
risico's en mogelijke dreigingen. De DKDB beschikt daarom over een
eigen capaciteit voor het analyseren van informatie. Deze informatie
wordt onder meer betrokken bij andere politiekorpsen,
overheidsinstanties en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Op
basis van de informatieanalyse wordt de operationele invulling van de
beveiliging gestalte gegeven. De invulling van de vraag of er een
onderzoek plaatsvindt en de wijze waarop, hangt af van de informatie
die de ambtenaren van de DKDB verkrijgen. Een criterium hierbij is
bijvoorbeeld of er sprake is van een bestendige relatie die een lid
van de Koninklijke Familie heeft.

Tussen het Ministerie van Justitie en de DKDB vindt periodiek overleg
plaats over de invulling van de wettelijke taakopdrachten van de DKDB.
Mocht uit informatie van de DKDB blijken dat concrete dreigingen
bestaan tegen leden van het Koninklijk Huis, dan worden de
minister-president en de ministers van Justitie en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties ingelicht.


Feitelijke informatieverzameling

In januari 2000 heeft de Directeur van het Kabinet der Koningin
besloten het toenmalige plaatsvervangend hoofd van de BVD te vragen
naslag te doen in de eigen bestanden van de BVD, omdat de heer De Roy
van Zuydewijn als mogelijk aanstaand echtgenoot van H.K.H. Prinses
Margarita toegang zou kunnen krijgen tot het staatshoofd en de directe
omgeving van het staatshoofd. In het betreffende gesprek heeft de
Directeur van het Kabinet der Koningin voorts melding gemaakt van een
aantal vragen die waren gerezen ten aanzien van de integriteit van de
heer De Roy van Zuydewijn.

Het plaatsvervangend hoofd van de BVD is tot het oordeel gekomen dat
deze informatie zodanig was dat moest worden gesproken van een ernstig
vermoeden dat de veiligheid of andere gewichtige belangen van de
Staat, meer in het bijzonder de integriteit van het Koninklijk Huis,
mogelijk in gevaar zouden kunnen komen (artikel 8, tweede lid, onder
a, WIV 1987). Hij heeft daarom besloten om naast de naslag in de
bestanden van de BVD verder onderzoek te doen. In het onderzoek is een
aantal externe bestanden geraadpleegd. Naast de gebruikelijke
justitiele bestanden betreft dit gegevens van de gemeentelijke
basisadministratie, het kadaster en de belastingdienst. De gegevens
bij de belastingdienst gaven vervolgens aanleiding het dossier van de
heer De Roy van Zuydewijn bij de gemeentelijke sociale dienst te
Amsterdam in te zien. Voor de gang van zaken daarbij verwijzen wij
naar het onderzoek dat de gemeente Amsterdam heeft verricht en
openbaar heeft gemaakt. Hieruit moge blijken dat de BVD zich heeft
beperkt tot inzage in het betreffende dossier en dat geen kopieen uit
dat dossier zijn gemaakt. De adresgegevens uit deze bestanden zijn
waar nodig geverifieerd. Er is in dit onderzoek geen gebruik gemaakt
van enige bijzondere bevoegdheid, zoals bijvoorbeeld afluisteren,
volgen en observeren.

Omdat het hier niet ging om een veiligheidsonderzoek als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, onder b, WIV 1987 is het onderzoek niet aan de
heer De Roy van Zuydewijn gemeld.

Over de bijzonderheden van de hiervoor genoemde vragen en de
bevindingen uit het onderzoek hebben wij op 6 maart jl. vertrouwelijk
gerapporteerd aan de Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten, omdat het activiteiten van een inlichtingen en
veiligheidsdienst betrof. Wij kunnen daarover hier geen mededeling
doen.

Het resultaat van het onderzoek van de BVD was zodanig dat vragen
omtrent de integriteit van de heer De Roy van Zuydewijn, waarvan de
beantwoording relevant was, overbleven. Om die reden heeft het
plaatsvervangend hoofd van de BVD de uit het onderzoek gebleken
gegevens aan de Directeur van het Kabinet der Koningin gemeld. Deze
was immers als overheidsorgaan de belangendrager en moest in staat
worden gesteld om de resultaten van het onderzoek te beoordelen met
het oog op de borging van de belangen waarvoor hij zorg draagt. De
resultaten van het onderzoek zijn vervolgens aan de Directeur van het
Kabinet der Koningin ter inzage gegeven. Daarbij is aangegeven dat
deze gegevens niet aan onbevoegde derden mochten worden verstrekt.

Het feit dat geen gebruik is gemaakt van bijzondere bevoegdheden noch
het voornemen daartoe bestond, heeft voor het plaatsvervangend hoofd
van de BVD toen geen aanleiding gegeven de minister van BZK over het
onderzoek te berichten. Gezien echter de gevoeligheid van activiteiten
met betrekking tot de kring rond het staatshoofd moet achteraf worden
gezegd dat dit wel wenselijk was geweest.

De onderzoeksgegevens die de BVD ter kennis heeft gebracht van de
Directeur van het Kabinet der Koningin hebben uiteraard tot doel om te
kunnen worden gebruikt. De kernvraag is hier in hoeverre de te
verwachten uitbreiding van de persoonlijke kring rond het staatshoofd
gevolgen kan hebben op het terrein van veiligheid en integriteit van
het Koninklijk Huis. De BVD-rapportage bevatte gegevens die in
samenhang een zodanig beeld gaven van betrokkene dat daaraan de
conclusie kon worden verbonden dat nadere duidelijkheid, primair van
de betrokkene zelf, gewenst was. Daarvoor was dus een gesprek met
betrokkene aangewezen. Met het oog daarop is door de Directeur van het
Kabinet der Koningin bezien welke personen de meest gerede waren om
dit te doen. Gelet op het feit dat het de aanstaande echtgenoot van
prinses Margarita betrof, lag het voor de hand daarbij allereerst in
de kring van haar naaste familieleden te zoeken. Daarom zijn de vader
en de oudste broer (mondeling en schriftelijk) ingelicht over enkele
gegevens uit de BVD-rapportage. Later is ook Z.K.H. Prins Bernhard
geinformeerd.

Voor de goede orde zij erop gewezen dat de Directeur van het Kabinet
der Koningin heeft verklaard dat zij de rapportage van de BVD niet
zelf hebben ingezien. Het dossier van de sociale dienst te Amsterdam
is uitsluitend ingezien door de BVD en is dus noch door de familie van
de prinses noch door de Directeur van het Kabinet der Koningin
ingezien.

Het verschaffen van informatie uit gegevens van de BVD aan anderen is
soms noodzakelijk met het oog op het doel waarvoor de rapportage van
de BVD wordt opgesteld. Dit is in de wet voorzien door artikel 12 WIV
1987. Deze bepaalt dat de BVD daartoe gemachtigd door de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan andere overheidsorganen
en -diensten rechtstreeks gegevens ter kennis kan brengen. Met het oog
hierop voorziet dit artikel - blijkens de wetsgeschiedenis - in de
mogelijkheid van een duurzame machtiging. Deze algemene machtiging is
destijds overigens niet schriftelijk vastgelegd, maar was onder de WIV
1987 staande praktijk.

Aangezien de Directeur van het Kabinet der Koningin enkele
familieleden heeft ingelicht over enkele gegevens uit de
BVD-rapportage, kan de vraag rijzen of het vereiste van een machtiging
op grond van artikel 16 WIV 1987 van belang is. Naar ons oordeel richt
art. 16 WIV 1987 zich op het hoofd van de BVD en niet op de Directeur
van het Kabinet der Koningin. Voorzover artikel 16 aan de orde zou
zijn, biedt dit de mogelijkheid om aan anderen dan overheidsorganen
persoonsgegevens te verstrekken. Daartoe kan het hoofd van de BVD
machtiging van de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties vragen. Zou een dergelijke machtiging voor het
gebruik van gegevens, zoals heeft plaatsgevonden door de Directeur van
het Kabinet der Koningin, zijn gevraagd dan zou deze door de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de aanvraag van het
hoofd van de BVD aan deze zijn verleend.

De contacten tussen de vader en de heer De Roy van Zuydewijn hebben
niet geleid tot nieuwe inzichten die noopten tot nader handelen van de
zijde van de overheid.

Toen het huwelijksvoornemen vastere vormen aannam heeft de DKDB in
november 2000 een onderzoek ingesteld naar de heer De Roy van
Zuydewijn. Vanwege die relatie zou de heer De Roy van Zuydewijn
directe toegang kunnen krijgen tot leden van het Koninklijk Huis. Het
onderzoek vond plaats, gelet op zijn wettelijke opdracht om te waken
voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis.

Dit onderzoek bestond uit het raadplegen van een aantal registers: de
Gemeentelijke Basisadministratie, het register van de Kamer van
Koophandel, het HKS, naslag bij de BVD en uit verificatie van
adresgegevens.

Omdat uit dit onderzoek geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden
naar voren kwamen over betrokkene, die een risico of bedreiging zouden
kunnen vormen voor veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis,
heeft de DKDB over het onderzoek en de resultaten daarvan geen
mededeling gedaan aan de minister van Justitie.

De prinses en haar echtgenoot hebben zich in de periode oktober 2001
tot de zomer van 2002 al dan niet door tussenkomst van een raadsman
een aantal malen schriftelijk gewend tot de minister-president en de
ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van
Justitie. Naast verzoeken om bemiddeling in de geschillen met de
Koninklijke Familie, bevatten deze brieven vragen omtrent eventuele
veiligheids- en/of andere onderzoeken van overheidsdiensten. Op dit
laatste punt is geantwoord dat van een onderzoek niets bekend was.
Recent is komen vast te staan dat bij die beantwoording ten onrechte
het onderzoek door de BVD en het onderzoek door de DKDB niet betrokken
zijn bij het aan de prinses en haar echtgenoot gezonden antwoord. Dit
moet voor wat de BVD betreft, worden verklaard doordat bij de
voorbereiding van de antwoorden op de brieven van de prinses en haar
echtgenoot de informatie van de BVD zo goed was afgeschermd dat deze
niet betrokken is bij de beantwoording. De procedures binnen de AIVD
zijn hierop inmiddels aangepast. Op 6 maart jl. is door de ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie, mede
namens de minister-president, deze omissie in een brief aan de prinses
en haar echtgenoot rechtgezet.


Belastingdienst

Er zijn ook vragen gerezen die samenhangen met het handelen van de
Belastingdienst.

De behandeling van de persoonlijke belastingen (bijv.
inkomstenbelasting en successierecht) van leden van de Koninklijke
Familie vindt, enerzijds met het oog op de uitzonderlijke positie van
deze belastingplichtigen, anderzijds ook in verband met het belang
voor de eenheid van wetstoepassing, plaats door de directeur-generaal
Belastingdienst. De thesaurier van H.M. de Koningin treedt op grond
van interne afspraken binnen de koninklijke familie op als gemachtigde
voor de afhandeling van de persoonlijke belastingen. Alle
correspondentie daarover wordt dan ook met hem gevoerd. De thesaurier
informeert de directeur-generaal Belastingdienst op het moment dat een
nieuwe persoon tot de koninklijke familie toetreedt. Op dat moment
treden de hiervoor beschreven procedures ook voor die persoon in
werking.

De geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst maken in een
aantal gevallen poststukken aan die zijn geadresseerd aan leden van de
koninklijke familie. Om te voorkomen dat deze stukken rechtstreeks aan
de leden van de koninklijke familie worden toegezonden, krijgen deze
het postadres van de directeur-generaal Belastingdienst mee. Deze
stukken worden na ontvangst bij het directoraat-generaal
Belastingdienst doorgeleid naar de thesaurier.

Toen de heer De Roy van Zuydewijn toetrad tot de Koninklijke Familie,
heeft de Belastingdienst daarvan geen melding ontvangen. De post van
de Belastingdienst is om die reden ook na zijn huwelijk aan het laatst
van hem bekende adres gestuurd. Toen het aangiftebiljet
inkomstenbelasting 2001 begin 2002 onbestelbaar retour kwam, is op de
eenheid in eerste instantie gekeken of het adres van zijn echtgenote
kon worden achterhaald. Dit is binnen de Belastingdienst
standaardprocedure. Aldus is op 19 februari het postadres van de
directeur-generaal als verzendadres voor de heer De Roy van Zuydewijn
in de bestanden van de Belastingdienst opgenomen. Het aangiftebiljet
is naar het postadres van de directeur-generaal Belastingdienst
gestuurd en na ontvangst aldaar doorgeleid naar de thesaurier.

Omstreeks diezelfde tijd is de naheffingsaanslag omzetbelasting van 27
februari 2002 ten name van "EKW de (Eligo) Analyse & Advies" verzonden,
ook naar het postadres van de directeur-generaal Belastingdienst.
Deze naheffingsaanslag is in HP/de Tijd afgedrukt. Omdat de
tenaamstelling van het poststuk niet kon worden thuisgebracht, is deze
enveloppe opengemaakt door de secretaris van de Directeur-Generaal
Belastingdienst. Vervolgens is contact gezocht met de betrokken
eenheid van de Belastingdienst. Daaruit bleek dat het ging om een lid
van de koninklijke familie, de heer De Roy van Zuydewijn. Na
telefonisch contact hierover met de thesaurier is ook dit stuk naar de
thesaurier doorgezonden.

Op 27 maart 2002 heeft de heer De Roy van Zuydewijn de eenheid
Amsterdam per fax bericht dat hij er prijs op zou stellen dat de post
van de Belastingdienst naar zijn eigen adres zou worden gestuurd.
Diezelfde dag is dat in de systemen van de Belastingdienst aangepast.


Overig

Door ons is vastgesteld dat in dit kader geen van de daartoe
gerechtigde overheidsdiensten gesprekken in een woning heeft
afgeluisterd. Mochten ons desalniettemin concrete aanwijzingen
bereiken, dan zullen wij daarnaar uiteraard diepgaand onderzoek
instellen en zonodig passende maatregelen nemen.

Gelet op de bijzondere positie van de Nationale Ombudsman zijn wij in
deze brief niet verder op het verkeer tussen het echtpaar en de
Nationale Ombudsman ingegaan.


Conclusie

De beide onderzoeken zijn rechtmatig gedaan. Dit laat onverlet dat het
wenselijk ware geweest dat de betrokken ministers tijdig op de hoogte
waren gesteld van het feitelijke onderzoek en de relevantie van de
onderzoeksgegevens. Hierover zijn nu sluitende afspraken gemaakt. Deze
houden in dat de diensten verzoeken tot het naslaan van gegevens
omtrent (potentiele) leden van de Koninklijke Familie melden aan de
ministers. Voorts is afgesproken dat verzoeken dienaangaande van de
Directeur van het Kabinet der Koningin via het ministerie van Algemene
Zaken zullen worden gedaan. Deze afspraken zullen schriftelijk worden
vastgelegd.

Wij zijn van oordeel dat er destijds voldoende aanleiding was voor het
verrichte onderzoek door de BVD en de DKDB. Op basis van het
BVD-onderzoek heeft de Directeur van het Kabinet der Koningin
aanleiding gezien om over resterende vragen de meest effectieve weg te
zoeken om nadere antwoorden te verkrijgen. Daarbij heeft hij gemeend
dat buiten de familie waartoe de heer De Roy van Zuydewijn beoogde toe
te treden, geen personen waren te vinden die uit hoofde van hun
positie eerder geroepen waren een dergelijke rol te vervullen. Wij
kunnen deze keuze billijken. Geconstateerd moet worden dat toen uit de
nadere gesprekken met de heer De Roy van Zuydewijn geen nieuwe feiten
of gezichtspunten naar voren kwamen, voor de BVD verder geen taak was
weggelegd. De navorsingen van de DKDB leidden evenmin tot verdere
actie.

Daarmee was de bemoeienis van de zijde van de overheid met de positie
van de heer De Roy van Zuydewijn als (aanstaand) echtgenoot van H.K.H.
Prinses Margarita geeindigd, afgezien van de hierboven genoemde
reguliere contacten met de Belastingsdienst.


Tot slot

Met het inzicht geven in het handelen van de overheid in dit kader,
hopen wij een bijdrage te hebben geleverd aan het wegnemen van vragen.
Wellicht wordt daarmee ook ruimte geboden om langs andere wegen aan
een oplossing te werken van de gerezen onmin. Binnen het mogelijke
zullen wij daar gaarne aan bijdragen.


De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de minister van Justitie en de staatssecretaris van Financien,

Mr.dr. J.P. Balkenende

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list