Derde stuk samenvatting proefschrift Rationality, competition an evolution

Ad Huikeshoven adhuikeshoven at WANADOO.NL
Fri Mar 22 23:43:04 CET 2002


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Joris,
 
Hierbij het derde stuk van de samenvatting van het proefschrift:
Rationality, competition an evolution; Entry (deterrence) in dynamic
barrier market theory
 
[met een kleine overlap met het eind van het tweede stuk, voor de
leesbaarheid.]
 
Van groot belang bij de speurtocht naar barrière-marktscenario’s is
aandacht voor de ‘identiteit’ van de potentiële rivalen (hoofdstuk 11).
In dit verband is het antwoord op een aantal vragen cruciaal. De
volgende acht geven een indruk:
1                    zijn de potentiële rivalen nieuwe bedrijven;
2                    zijn ongerelateerde ondernemingen in staat snel en
innovatief toe te treden;
3                    zijn mogelijke concurrenten afkomstig van
gerelateerde markten;
4                    beschikken potentiële rivalen over overcapaciteit;
5                    zijn de potentiële concurrenten in staat eenzijdig
te “dumpen”;
6                    opereren de mogelijke toetreders op beschermde
markten;
7                    in hoeverre is sprake van toetredings- en
reactievertragingen; en
8                    welke (verwachte) levensduur kennen de betrokken
investeringen?
 
De cruciale vraag is in hoeverre de dreiging met toetreding door
potentiële rivalen ‘geloofwaardig’ is.
 
Een voorbeeld van een geloofwaardige toetredingsdreiging wordt gevormd
door ondernemingen met overcapaciteit die op een gerelateerde (product-
of geografische) markt beschermd (bij voorbeeld door
overheidsmaatregelen) kunnen opereren, waarbij deze bedrijven
gelijkwaardige investeringen op de thuismarkt introduceren. Onder druk
van deze of een andere geloofwaardige toetredingsdreiging kunnen
zittende ondernemingen op een barrièremarkt overleven (en renderen) door
enerzijds (totale) kostprijzen te hanteren en anderzijds alert in te
spelen op investeringsmogelijkheden. Uittreding is een inferieur
alternatief omdat aan de ene kant investeringen een normaal rendement op
leveren, terwijl aan de andere kant uittreding gepaard gaat met het
verlies van verzonken kosten (hoofdstuk 12).
De disciplinerende werking die van potentiële concurrentie uitgaat, kent
echter een keerzijde. De andere kant van de medaille wordt in deel VI
besproken. Het betreft de vergrote kans op ‘instabiliteit’ van het
concurrentieproces. Deze instabiliteit vloeit voort uit twee bronnen. In
de eerste plaats impliceert de introductie van verzonken kosten het
bestaan van een ‘unieke’ productieomvang waarbij de gemiddelde totale
kosten worden geminimaliseerd (hoofdstuk 13). Dit betekent dat de kans
groot is dat de marktvraag niet geheel kan worden bevredigd door een
natuurlijk veelvoud van deze unieke omvang. Daarenboven determineren
fluctuerende vraag- en investeringshoeveelheden een wisselend aantal
zittende ondernemingen in het evenwicht. In de tweede plaats kan de
noodzaak tot ‘afschrijving’ van investeringskosten tijdelijke toetreding
door gelijkwaardige potentiële rivalen mogelijk maken (hoofdstuk 14).
Indien zittende en potentiële concurrenten gebruik maken van afwijkende
afschrijvingsregels [dat wil zeggen, verschillende (reeksen van) totale
kostprijzen calculeren], dan geeft de afschrijvingsprocedure van de
mogelijke toetreder op enig moment in de tijd een lagere kostprijs dan
die van het zittende bedrijf. Dit schept winstgevende
toetredingsmogelijkheden. Het bestaan van afschrijvings‘conventies’ kan
echter soelaas bieden.
In deel VII wordt een tweetal uitwerkingen van barrière goederenmarkten
beschreven. Het eerste model betreft ‘kostenreducties’ (hoofdstuk 15).
Het voorkomen van toetreding vergt in dit geval het minimaliseren van de
toekomstige kostprijs via de introductie van een efficiënte
procesinnovatie. Indien de innovatietechnologie aan enkele
(gebruikelijke) voorwaarden voldoet, kan een unieke investeringsomvang
worden bepaald zodanig dat een maximale kostenreductie (bestaande uit
een afneming van de gemiddelde variabele en vaste kosten en een
toeneming van de gemiddelde verzonken kosten) wordt bewerkstelligd. Het
tweede model heeft betrekking op verbeteringen van de
‘productkwaliteit’. Een analoge argumentatie geeft aan dat potentiële
rivalen alleen buiten de markt kunnen worden gehouden door
productverbeteringen te introduceren die de afnemers het meeste nut
bezorgen. De analyse wordt gecompliceerd door twee effecten die
productinnovaties met zich mee brengen (waarvan de tweede ontbreekt in
het geval van procesverbeteringen): aan de ene kant leidt de introductie
van verzonken investeringen tot een verschuiving van de efficiënte (dat
wil zeggen, kostenminimaliserende) schaal van productie; aan de andere
kant laat een productverbetering de helling en locatie van de vraagcurve
niet onverlet.
In deel VIII worden de drie categorieën concurrentietheorieën toegepast
op de ‘arbeidsmarkt’. {dat deel van de samenvatting laat ik hier even
rusten.}
De discussie over de bronnen van toetreding en barrière-marktscenario’s
wijst in de richting van de relevantie van het concept ‘multimarkt
concurrentie’. De gedachtenvorming rond multimarkt concurrentie staat
centraal in deel IX. Multimarkt concurrentie is gedefinieerd als
concurrentie tussen rivalen die opereren in een verzameling aanverwante
markten (hoofdstuk 19). Deze invalshoek benadrukt de relevantie van een
algemeen in plaats van een partieel perspectief. Centrale concepten zijn
intermarkt overloopeffecten en wederzijdse toetreding(sdreigingen).
Intermarkt overloopeffecten ontstaan zodra de evenwichtsbeloningen die
op de ene markt worden verkregen, van invloed zijn op de beloningen op
de andere markt. Voorbeelden zijn gemeenschappelijke schaal- en
assortimentsvoordelen. Wederzijdse toetredingsdreigingen impliceren dat
de zittende aanbieder op de ene markt een potentiële rivaal is van de
concurrent op de andere markt en vice versa.
‘Verticale’ multimarkt concurrentie kan onder meer optreden tussen
rivalen op gerelateerde goederen- en arbeidsmarkten (hoofdstuk 20).
Onder andere deze interactie staat centraal in de algemene
evenwichtstheorie (inclusief de onevenwichtigheidsvariant) in het
algemeen en het debat rond de microfundering van de macro-economie in
het bijzonder. Rantsoenering van vraag of aanbod op een markt kan
aanleiding geven tot toe- en uittredingsbewegingen. Bij voorbeeld
aanbodtekorten bieden potentiële rivalen de mogelijkheid winstgevend toe
te treden, terwijl vraagtekorten uittreding onvermijdelijk maken. Deze
toe- en uittredingsbewegingen gaan gepaard met een tendens tot
gelijkschakeling van prijs-, loon- en/of kostenniveau’s. Daarnaast
bestaat de mogelijkheid van het gelijktijdig optreden van
gedifferentieerde werkloosheid en onvervulbare vacatures.
‘Horizontale’ multimarkt concurrentie kan onder andere ontstaan tussen
aanbieders op gerelateerde goederenmarkten (hoofdstuk 21). Deze
interactie is onderwerp van studie binnen de vakgebieden industriële
economie en strategisch management. Potentiële rivaliteit en horizontale
multimarkt concurrentie vormen twee zijden van dezelfde medaille. Een
gedegen concurrentie-analyse kan niet zonder de beantwoording van vragen
met betrekking tot de identiteit van potentiële rivalen, de
geloofwaardigheid van de toetredingsdreiging en het belang van
intermarkt overloopeffecten. Deze stelling wordt geïllustreerd aan de
hand van een model waarin bedrijven op twee gerelateerde markten
beslissingen nemen omtrent capaciteitsuitbreiding. Het feit dat beide
partijen de mogelijkheid bezitten gezamenlijke schaalvoordelen te
benutten door op de andere markt toe te treden, compliceert de analyse
in aanzienlijke mate.
Concurrentie vindt niet alleen plaats in de context van meerdere
markten, maar evolueert daarnaast over de tijd. Dat wil zeggen,
concurrentie is een ‘dynamisch proces’. In deel X wordt tot slot enige
aandacht besteed aan het thema ‘evolutie’. Allereerst worden de
‘methoden’ van dynamische analyse die in de economische literatuur
kunnen worden teruggevonden, op een rijtje gezet (hoofdstuk 22).
Dynamische concurrentieprocessen zijn verbonden met drie kenmerken:
verwachtingsfouten, heterogeniteit van agenten en sequentieële
besluitvorming. Economische agenten met verschillende eigenschappen zijn
verwikkeld in een proces van actie en reactie waarin verwachtingen
regelmatig worden gelogenstraft. Een nadere bestudering van dergelijke
concurrentieprocessen kan in het algemeen slechts geschieden met behulp
van ‘simulatieve’ technieken.
Een simulatieve analyse van eenvoudige modellen van betwistbare en
barrière markten kan de complexiteit van dynamische
concurrentieprocessen illustreren (hoofdstuk 23). Een eerste groep
simulaties laat zien dat betwistbare markten aan de ene kant statisch
efficiënt marktgedrag stimuleren maar aan de andere kant intertemporele
instabiliteit vertonen. Een laatste experiment simuleert een
evolutionair ‘selectieproces’ op een barrière markt. In een omgeving met
technische onzekerheid proberen concurrenten te overleven door middel
van het introduceren van procesinnovaties. Rivalen die in mindere mate
het slachtoffer zijn van verwachtingsfouten, zijn in staat inferieure
concurrenten te onderbieden. Het selectieproces gaat gepaard met toe- en
uittredingsbewegingen.
Aangezien de barrière-markttheorie een referentiepunt beoogt te
beschrijven waarbij statisch en dynamisch efficiënt marktgedrag wordt
gestimuleerd, is een beschouwing over welvaartstheoretische implicaties
onvermijdelijk (hoofdstuk 24). Een overzicht van de inzichten uit de
welvaartstheorie geeft aan dat welvaartstheoretische uitspraken over
dynamsiche concurrentieprocessen met grote ‘voorzichtigheid’ moeten
worden omgeven. De cruciale complicatie is dat concurrentieprocessen
winnaars ‘en’ verliezers opleveren. Dat wil zeggen, hoewel
barrière-marktscenario’s een concurrentie-omgeving beschrijven waarin
rivalen zich gedwongen voelen voorzichtige prijssstelling (c.q.
looneisen) te combineren met de introductie van investeringen in proces-
en productinnovaties (c.q. verbeteringen in menselijk kapitaal), is het
niet mogelijk eenduidige welvaartstheoretische conclusies te verbinden
aan de uitkomsten van concurrentie op barrière markten.
Het proefschrift wordt afgesloten met een pleidooi voor het uitbuiten
van de mogelijkheden tot ‘kruisbestuiving’ tussen onderzoek op
verschillende vakgebieden binnen de economische wetenschap (hoofdstuk
25). Hierbij wordt met name gewezen op de vruchten die geplukt kunnen
worden bij integratie van de industriële economie enerzijds en de
microgefundeerde macro-economie en het strategisch management
anderzijds. Twee voorbeelden kunnen deze stelling illustreren. In de
eerste plaats kan de theorievorming rond de microfundering van de
macro-economie worden verbeterd door aandacht te besteden aan de
bijdrage van de industriële economie aan de bestudering van dynamische
concurrentiemechanismen. In de tweede plaats kunnen
industrieel-economische inzichten worden verrijkt door de
geloofwaardigheid van toetredingsdreigingen te microfunderen in een
multimarkt raamwerk. Het moge duidelijk zijn: onderzoekers in deze
vakgebieden kunnen profiteren van de mogelijkheden tot wederzijdse
toetreding tot elkaars onderzoekterreinen.
 
----
 
 
Met vriendelijke groeten,
 
Ad Huikeshoven
Vondelstraat 33
2513 EN  's-Gravenhage
telefoon/fax +31(070)3608510
 

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list